Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Er moet een verandering komen in het detentieklimaat van Curaçao.
Voor lang (meer dan vijf jaar) en levenslang gestraften zou een individueel detentieplan opgesteld moeten worden met periodieke evaluatie.
Gebrek aan uitvoeringsmogelijkheden van een dergelijk detentieplan mag geen reden zijn dit niet in te voeren. Uiteindelijk is de koninkrijksregering er verantwoordelijk voor de uitvoering van individuele detentieplannen (financieel) mogelijk te maken. Dat is afgelopen week tijdens een lezing over het Murray-arrest op de University of Curaçao (UoC) naar voren gebracht, door rechtsdeskundige Claudia Reijntjes-Wendenburg. Zij vertegenwoordigde de klager in de zaak Murray tegen Nederland bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg.
,,Een veroordeelde heeft er recht op te weten wat te doen om in aanmerking te komen voor een invrijheidstelling of strafkorting”, aldus Reijntjes-Wendenburg.
Murray zat een levenslange gevangenisstraf uit op Curaçao en Aruba voor de moord op een zesjarig meisje. Vele verzoeken tot invrijheidstelling werden afgewezen. In het laatste Hof-vonnis wordt gesteld dat Murray nimmer psychiatrische behandeling heeft gehad en daardoor nog altijd een gevaar voor de samenleving opleverde. Het EHRM bevestigde het verband tussen terugkeer in de samenleving en psychiatrische behandeling en oordeelde dat het tegen de rechten van de mens is om een gedetineerde deze behandeling te onthouden. Voor Murray, die inmiddels overleden is, kwam dit oordeel te laat.
Reijntjes-Wendenburg ging in op de vraag hoe het penitentiaire beleid op Curaçao Straatsburg-‘proof’ gemaakt kan worden en wie er uiteindelijk voor verantwoordelijk is.
Het Straatsburg-‘proof’ maken is eigenlijk eenvoudig, zo hield de deskundige haar publiek voor. Want de leemtes in de Landsverordening beginselen gevangeniswezen zouden met een relatief simpel ministerieel landsbesluit ingevuld kunnen worden. De penitentiaire wetgeving van Curaçao is ouderwets en eenvoudig, maar voldoet wel aan de internationale normen. De rechtsdeskundige: ,,Gedetineerden moeten weten wat zij kunnen doen om een invrijheidstelling te kunnen bereiken en dit kan in een detentieplan worden vastgelegd. De vraag is wie hiervoor verantwoordelijk is.” Uit de landsverordening blijkt dat de gevangenisdirecteur verantwoordelijk is voor beleid ten aanzien van arbeid, onderwijs en recreatie in de gevangenis, om zo te werken aan de rehabilitatie van de gedetineerden. De eindverantwoordelijkheid ligt echter bij de minister van Justitie en de minister van Onderwijs. De Justitieminister is algemeen verantwoordelijk en meer specifiek voor de medische verzorging van gedetineerden. De Onderwijsminister is verantwoordelijk voor het aanbieden van cursussen voor de ontwikkeling van gedetineerden. Het Openbaar Ministerie (OM) is aan zet waar het gaat om de overplaatsing van gedetineerden, ook als het gaat om het bieden van adequate medische en psychische behandelingen. De hoogste eindeverantwoordelijke is echter de koninkrijksregering, die lid is van de Raad van Europa. De Raad van Europa is in 1949 opgericht om de democratie en de mensenrechten in geheel Europa te bevorderen.
Het Koninkrijk moet in de nodige financiële middelen voorzien om Straatsburg-‘proof’ te zijn, ook waar het gaat om de andere landen in het Koninkrijk. Financiële middelen en het gebrek aan gespecialiseerde behandelmogelijkheden kunnen geen excuus zijn voor het niet naleven van de rechten van gedetineerden. De moeilijkheid is gelegen in de uitvoerbaarheid, namelijk het gebrek aan geld en aan de gespecialiseerde voorzieningen. ,,De Curaçaose overheid zal niet meewerken aan het relatief eenvoudig invullen van de leemte in de wet om Straatsburg-‘proof’ te zijn, door bijvoorbeeld de mogelijkheid van een individueel detentieplan in te voeren, zolang de regering zich aan de uitvoering ervan niet kan houden. Maar er zijn meer Murrays op Curaçao, Sint Maarten en Aruba. Zij kunnen zich verenigen en zich wenden tot het EHRM. Zij zullen niet 34 jaar lang wachten om voor hun rechten op te komen”, zo waarschuwde Reijntjes-Wendenburg tot slot.