Van een onzer verslaggevers
Willenstad - Het tekort aan groente en fruit op Curaçao heeft niet alleen te maken met de situatie in Venezuela. De supermarkten hebben volgens Goisco-eigenaar Joel da Silva Gois vooral last van de marktprotectie die geldt voor lokaal geproduceerde landbouwproducten.
De aanvoer vanuit Venezuela via de barkjes lag sinds vorige week stil. Het gaat volgens Gois, die tevens voorzitter is van de Supermarkt Vereniging Curaçao, om groente en vruchten die niet in gekoelde containers vervoerd kunnen worden, zoals bananen, avocado’s, papaya’s en yucca. Samen met het ministerie van Economische Ontwikkeling (MEO) zochten de supermarkten naar mogelijkheden om groente en fruit in te kopen in Colombia en de Dominicaanse Republiek. Gois: ,,Dat is moeilijk. Het gaat erom hoe we de producten kunnen transporteren, de logistiek.”
Maar de door de overheid ingevoerde marktprotectie is een veel groter probleem waar de supermarkten dagelijks mee te maken hebben. Op de lijst van landbouwproducten die niet mogen worden geïmporteerd staan bijvoorbeeld eieren, komkommer, paprika en lamunchi. ,,De lokale productie is of niet voldoende om aan de vraag te voldoen, of van een slechte kwaliteit”, zegt Gois. ,,Kom maar kijken wat ik hier heb liggen. Dat kun je zelfs niet aan de varkens geven.”
Demissionair minister Eugene Rhuggenaath van Economische Ontwikkeling (MEO) zegt dat zijn ministerie de protectiemaatregel heroverweegt. Hij noemt als een van de negatieve gevolgen het gebrek aan keuze voor de consument en dat producten ‘niet altijd de best mogelijke kwaliteit hebben’. Bovendien kan onverwacht schaarste van een product optreden als er lokaal te weinig geproduceerd wordt. Zo zat het eiland kortgeleden een paar dagen zonder eieren. ,,In dat geval kunnen wij als ministerie ontheffing geven voor de import.” Maar volgens Gois gebeurt dat in de praktijk nauwelijks. ,,De overheid controleert de kwaliteit van de producten niet en ook niet of er voldoende geproduceerd wordt.”
Het uitgangspunt van Rhuggenaath is ‘minder overheid, meer marktwerking’. Zijn ministerie onderzoekt of de lokale productie op een andere manier dan met een protectiemaatregel kan worden gestimuleerd. Bijvoorbeeld door incentives voor innovaties, hulp bij waterschaarste en meer ruimte beschikbaar te stellen voor land- en tuinbouw. Daardoor neemt de productie toe en ontstaat er meer werkgelegenheid. ,,Dan heeft de consument de keuze tussen vers en lokaal en misschien zelfs duurder of een product uit het buitenland. Dan volgen we ook de trend van duurzaam geproduceerde voeding, eerlijk en organisch.”
Voorwaarde voor de afschaffing van de protectie is ook dat vraag en aanbod beter op elkaar worden afgestemd. De lokale producent moet weten hoeveel hij moet produceren en de garantie hebben dat zijn producten ook worden afgenomen. Rhuggenaath heeft niet direct dé oplossing maar denkt aan een betere planning en meer transparantie. ,,Het is een zaak die we, eventueel samen met andere ministeries, moeten onderzoeken.” Maar ‘meer markt, minder overheid’ blijft het devies. Het is dan aan de bedrijven zelf. De MEO-minister ziet wel een belangrijke rol voor de mededingingsautoriteit die in oprichting is. ,,Daarmee kunnen we als overheid machtsmisbruik voorkomen en is er een goede balans tussen controle en vrijemarktwerking.”