Verleden jaar kreeg ik een 16-jarige, digitaal verslaafde leerling aan mijn tafel.Via, via was ze naar me toegestuurd met een hulpvraag voor Nederlands. ‘Waarmee kan ik je helpen?’ ‘Ik heb een proefwerk woordenschat.’ ‘Wat is je resultaat tot nu toe?’ ‘Ik sta gemiddeld een drie.’ ‘Weet je ook hoe dat komt?’ ‘Ja, ik weet niet hoe ik woordjes moet leren.’
Vanaf haar dertiende was ze digitaal verslaafd. Dag en nacht leefde ze in de krochten van het internet en naar eigen zeggen, was ze daar erg goed in geworden. Maar thuis niet aanspreekbaar, op school een zombie en terechtgekomen in de onderste regionen van het voortgezet onderwijs. Fascinerend, omdat zij tot een van de eerste generaties leerlingen behoort, die opgegroeid is met Internet, zonder over een gevormd brein te beschikken. Dit in tegenstelling tot alle voor- en tegenstanders van wel of geen ITC-programma’s in het onderwijs, die allemaal één ding gemeen hebben: zij hadden allemaal al een gevormd stel hersens, vóór de opkomst van de digitalisering.
We zijn op de ouderwetse manier met woordenschat aan de slag gegaan, zonder computer, alleen met gebruik van gezond verstand en zoveel mogelijk zintuigen. Lees het woord; zeg het hardop; denk na of je weet wat het betekent; bedek het woord; schrijf het woord op en kijk of je het goed geschreven hebt. Het stapsgewijs werken was geen enkel probleem voor haar, het gebruik van meer dan twee duimen bij zo iets als woordjes leren des te meer. Maar na een onwennig begin, begon ze er zelfs plezier in te krijgen en ze hield vol. Toen ze later haar cijfer terugkreeg, scoorde ze voor het eerst in haar leven een hoog cijfer. Ze straalde: ,,Ik wist niet dat ik dit kon!”
Dit is ook 2016. Zestien jaar oud zijn en voor het eerst ervaren hoe het voelt om volledig op je eigen verstand te vertrouwen.
Elisabeth Hollander, Curaçao