COMMENTAAR - Hogere marge pomphouders
Als een dief in de nacht heeft de regering-Pisas (MFK/PNP) ingestemd met een structurele verhoging van de dealermarge voor pomphouders. Daarmee heeft MFK-Financiënminister Javier Silvania de strijd die hij voerde tegen PNP-minister Ruisandro Cijntje van Economische Ontwikkeling moeten opgeven. Dat is pijnlijk voor Silvania en voor MFK. Maar de échte grote verliezer is de bevolking van Curaçao, want het kabinet van premier Gilmar Pisas heeft iets weggegeven uit de portemonnee van de burgers. Dit gebeurde heimelijk en in stilte. Terwijl deze ministersploeg zegt transparantie voor te staan, vindt deze openheid in de praktijk nogal selectief plaats: alleen als het zo uitkomt, alleen voor datgeen wat de politieke bestuurders van beide regeringspartijen graag voor het voetlicht brengen draaien de voorlichtingskanalen overuren om via de media uitvoerig te communiceren en via de sociale media het halve verhaal te ‘sharen’. Maar het andere deel, wat minder goed valt bij de burgerij, wordt het liefst verzwegen. Zo ook de kennelijke beslissing van de ministerraad om akkoord te gaan met een verhoging van de ‘vergoeding’ die het handjevol pomphouders krijgt per liter benzine en diesel. In een officiële als advertentie in de dagbladen gepubliceerde aankondiging wordt er slechts een kort en op het eerste gezicht voor velen weinigzeggend zinnetje aan gewijd: ,,Tevens is een aanpassing van de dealermarge voor pomphouders in de prijswijziging verwerkt”, staat er in een via de Regulatory Authority of Curaçao (RAC) - tot voor kort Bureau Telecommunicatie & Post (BT&P) - namens de regering verspreide bekendmaking. Ten eerste is de aanpassing gewoon een ‘verhoging’; benoem het dan ook als zodanig, want het is in elk geval géén verlaging. Ten tweede en vooral, waarom heeft de regering-Pisas verzuimd hierover het publiek degelijk te informeren; vooral met de toevoeging dat hiervoor de rekening bij de bevolking wordt gelegd?
Met een verhoging van de dealermarge van 17,5 cent naar 19,7 cent per liter voor zowel Mogas 95 als Gasolie (U)LSD, lijkt het op het eerste gezicht niet om veel geld te gaan. Toch telt het op: het gaat inmiddels om twee dubbeltjes voor elke liter. Bij een volle tank van 50 liter gaat het om een tientje per keer en dat gemiddeld vier tot vijf keer per maand; dan is al snel sprake van zo’n 500 gulden per automobilist per jaar.
De kwestie heeft de afgelopen periode tot grote spanningen geleid binnen de coalitie, zelfs tot een crisisberaad binnen regeringscentrum Fòrti, waarbij voor de regeringspartijen MFK en PNP uiteindelijk het belang van enkele particuliere pompeigenaren zwaarder heeft gewogen dan de belangen van 155.000 inwoners van het eiland. Ja, de dealermarge wordt om de drie jaar integraal geëvalueerd en dan vindt er een revisie c.q. indexering plaats op basis van de daartoe vastgestelde richtlijnen en het daarin opgenomen zogenoemde ‘pomphoudersmodel’. En ja, uit de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde indexcijfers volgt dat er sprake is van kostenstijgingen. En het klopt ook dat de afzetten van benzine en diesel een tijdlang achter zijn gebleven ten opzichte van het pre-Covidniveau. Maar dat geldt voor grote delen van het bedrijfsleven en ook grote groepen werknemers; komt het kabinet hun dan óók tegemoet? Meestal is juist het tegendeel het geval. Daar komt bij dat de regering via Curoil in wezen zichzelf bevoordeelt; deze overheids-nv heeft namelijk twee petten op. Aan de ene kant is Curoil de enige die brandstoffen mag importeren, waar Curoil een importeursmarge, de zogenaamde Curoilmarge van 11 cent per liter voor opstrijkt. Aan de andere kant is Curoil zelf ook een pomphouder, waarvoor Curoil dezelfde dealermarge van bijna 20 cent ontvangt; bij elkaar 31 cent per liter. Dat tikt aan. De prijs voor de uitgedeelde ‘cadeautjes’ - in dit geval aan pompstation-eigenaren - wordt, zoals bijna altijd het geval is, betaald door de consument. Dat is echter een ander verhaal dan wat MFK en PNP bij de verkiezingen van 2021 beloofden.