Deze maand beginnen de onderhandelingen van het zogeheten Multi Disciplinaire Team (MDT) van Curaçao met het Venezolaanse staatsoliebedrijf PdVSA over de toekomstige modernisering van de Isla-raffinaderij. De plannen die het MDT een tijd geleden in Fòrti presenteerde, ogen op het eerste gezicht goed. Met name het gebruik van het (meer) milieuvriendelijke Liquified Natural Gas (LNG) , en de verwachte economische spin-off als gevolg van de modernisering. Bij de presentatie verklaarde MDT-voorzitter Werner Wiels dat PdVSA in Venezuela al langer gebruikmaakt van LNG. Ervan uitgaande dat deze informatie juist is, rijst de vraag wat de redenen zijn dat PdVSA dit gas niet eerder bij de Isla gebruikte in plaats van de milieubelastende olie en de kwalijke uitstoot ervan, waar complete wijken op Curaçao regelmatig zo niet dagelijks last van hebben. Groene smurrie, wit poeder, een middelbare school die vanwege de stankoverlast van de raffinaderij de leerlingen naar huis stuurde, het is maar een willekeurige greep uit de prijs die het eiland betaalde en nog betaalt voor de aanwezigheid van de Isla. Om over het jaarlijkse aantal van 18 mensen wier gezondheid dodelijk door de raffinaderij wordt aangetast, voor het gemak maar even te zwijgen. Met de keus voor LNG geeft zowel de overheid als PdVSA zelf aan dat wat de Isla voorheen als brandstof gebruikte een geval is van ‘eens maar nooit weer’. De vraag is of dat voldoende is. Dezelfde raffinaderij die de gezondheid van de bevolking nooit serieus nam, doneert altijd gul voor sportfaciliteiten in wijken, een landbouwproject, cultuuruitingen, bustransport; you name it. Niet voor niets profileert de Isla zich met de leus ‘Ku kurason pa komunidat’ (Met hart voor de samenleving). Een hart dat weliswaar selectief klopt, maar toch. De Isla treft niet alléén blaam, maar ook alle regeringen die de raffinaderij door de jaren heen ongestoord haar gang lieten gaan. Met een gemoderniseerde raffinaderij die aan de internationaal geldende milieunormen voldoet, kunnen overheid en PdVSA wellicht schoon schip maken. Maar daarvoor is moed en een oprecht hart nodig. Lef om toe te geven dat er inderdaad jaar in jaar uit is vervuild, met alle gevolgen van dien. En een oprecht hart om maatregelen van genoegdoening te treffen. Het is aan de regering als vertegenwoordiger van burgers om hiervoor op te komen. Daarbij is er géén ruimte voor een jarenlang juridisch steekspel vanuit de Isla om de verantwoordelijkheid voor milieuschade als gevolg van het olielek uit 2012 te ontlopen. En nog minder ruimte om het stille, onmetelijke leed van de nabestaanden te negeren. De Isla zegt hart voor de samenleving te hebben. Het kabinet zegt hart te hebben voor het land dat zij vertegenwoordigt. Uit de opstelling van zowel het kabinet als de Isla zal blijken of het volk binnenkort volkomen terecht verontwaardigd tegen beide zegt: ‘have a heart’!