Alweer (bijna) een jaar voorbij. Een jaar met een duidelijke economische opleving, met als gevolg meer werk en meer inkomen, wat op zichzelf leidt tot meer bestedingen, hogere omzetten en ook meer belastingopbrengsten – en hopelijk tot meer welvaart, en dat voor iedereen of in elk geval zoveel mogelijk mensen. En daar wringt de schoen, want het bruto binnenlands product (bbp) is dan wel gestegen en blijft volgens de verwachtingen nog even toenemen, maar is dit wel over de hele linie en ook evenredig gebeurd? Er is weliswaar meer beschikbaar inkomen en koopkracht (hoewel de inflatie dat deels weer tenietdoet), de vrees bestaat dat de inkomensongelijkheid eerder is toe- dan afgenomen.
Dat gebeurt ook elders in de wereld en vaak dicht bij huis, maar bekend is dat het toerisme (en de momenteel daaraan gerelateerde spurt in de bouwsector) het wegnemen van die kloof doorgaans niet bevordert. Eerder het tegendeel; het toerisme wordt vaak gekenmerkt door weinig hoge lonen en veel lagere lonen. Het bbp per capita onderstreept dat Curaçao er qua economie mooi op vooruit is gegaan, maar een gelijkblijvend of zelfs dalend bbp per hoofd van de bevolking zegt duidelijk dat de daadwerkelijke welvaart in een land nog (veel) verbetering behoeft. Curaçao loopt hierin zelfs flink achter ten opzichte van zustereilanden Bonaire (integraal deel van Nederland) en Aruba (net als Curaçao een autonoom land binnen het Koninkrijk).
Er is dus nog veel werk aan de winkel en absoluut geen reden om achterover te leunen, laat staan als politieke bestuurders stoer te doen over de zogenaamd behaalde resultaten. Het is juist een teken dat er nog veel dient te gebeuren in een steeds meer op toerisme georiënteerde economie. Want toerisme ziet er van de buitenkant mooi uit met alle pracht en praal, maar het komt ook met de nodige uitdagingen. Zo moet het altijd om de mens - de Curaçaose burger - gaan. Die moet er uiteindelijk beter van worden en zich thuis blijven voelen in eigen land.
Dat is in andere populaire toeristische bestemmingen al een serieuze issue, maar het voorbije jaar werd pijnlijk helder dat het kabinet-Pisas - ondanks de gebezigde retoriek ‘Ku kurason pa pueblo’ (Met hart voor Curaçao) - zich ernstig heeft vergaloppeerd met de plannen en deels uitvoering ervan om bepaalde openbare stranden ‘aan te pakken’ door ze te moderniseren met een overvloed aan beton. Zónder inspraak en met nul transparantie. De bevolking kwam hiertegen terecht massaal in opstand; niet alleen op sociale media met een handtekeningenactie, óók in een rechtstreekse confrontatie van premier Gilmar Pisas (MFK) met vissers en buurtbewoners in Bándabou.
Tot zover en niet verder, was de klip-en-klare boodschap richting een regering die sinds het uit de coalitie zetten van PNP enkel bestaat uit MFK-ministers, die bovendien vanuit de Staten niets te vrezen hebben. Macht vereist tegenmacht, en die is momenteel zeer gering, want naast het parlement zijn ook de (top)ambtenaren en de meeste overheidsentiteiten verworden tot jaknikkers, zoet gehouden met extra bonussen, uitkeringen en subsidies van Javier Silvania (MFK), bewindspersoon van drie ministeries, die niet koud of warm wordt als hij wordt aangesproken op het in een democratische rechtstaat heilige budgetrecht van de Staten. Dat dit ‘uitdelen’ slechts enkele maanden voor de verkiezingen van maart 2025 plaatsvindt, spreekt boekdelen.
‘Brood en spelen’ blijven wat dat aangaat even actueel als in de tijden van de Romeinse leiders, door ‘de dingen te doen waarmee je het volk tevreden houdt’, maar dit gebeurt wel met gemeenschapsgeld (lees: other people’s money, ofwel OPM) en betreft vooral eenmalige consumptieve bestedingen - te weinig structurele en productieve investeringen. Het komende jaar en daarna zal blijken hoe politici inderdaad in staat zijn om het bbp óók per capita op te schroeven, waardoor veel meer mensen dan nu kunnen profiteren van de welvaart.
Voor nu wenst het Antilliaans Dagblad-team alle lezers un bon aña nobo toe!