Het wordt de hoogste tijd en terecht/gelukkig zegt de Kamer van Koophandel er in haar visiedocument ‘Sembra awe pa kosechá mañan’ (Vandaag zaaien om morgen te oogsten) er iets over: de aanpak van de verpaupering van (monumentale) panden. Het rapport, dat aangeeft niet uit de weg te gaan voor ‘heilige huisjes’, stelt dat als een (monumentaal) pand in slechte staat is de eigenaar een jaar de tijd krijgt om te beginnen met herstel. ,,Zo niet, dan repareert de overheid het pand en verhaalt de kosten op de eigenaar en als de eigenaar niet betaalt wordt het pand verkocht aan de hoogste bieder.” Ferme taal. En zo hoort het. Het is te prijzen dat de KvK ook dit onderdeel aangrijpt om er de aandacht voor te vragen.
Alleen, het moet vérder gaan dan dit en Curaçao moet het niet laten bij enkel signaleren. Vele delen van binnenstad, maar ook buitenwijken worden ontsierd maar ook onveilig gemaakt door pandeigenaren die niets met hun bezit doen. Om tal van redenen: onverdeelde boedels, desinteresse en onverschilligheid, speculatie en oneindig wachten op waardevermeerdering, maar ook uit wraak en represaille (tegen buurman of overheid). Maar wat de reden ook is, het is slecht voor de directe omgeving en voor het eiland als geheel. En belangrijker: het is tegen de wet.
Anders dan velen zullen denken is het laten verpauperen van monumentaal bezit dus verboden. Het ontbreekt echter - zoals vaker - aan controle, inspectie en naleving van wet- en regelgeving. Er bestaat een oude verordening - inmiddels is een nieuwe landsverordening in de maak - die stelt dat eigenaren inderdaad hun monumenten niet mogen laten verpauperen op straffe van 5.000 gulden. Dat is natuurlijk niet veel en het bedrag zal in de nieuwe wet aanzienlijk toenemen (mogelijk tonnen tot een miljoen). Ook biedt de verordening ruimte dat de overheid na herhaaldelijk aanschrijven op een gegeven moment zelf - of door derden -noodreparaties mag uitvoeren en de kosten daarvan in rekening mag brengen van de eigenaar. Dit schijnt in het verleden een of twee keer te zijn toepast. Verder heeft de overheid echter nagelaten deze druk verder toe te passen.
Zonder dat het nu gaat om individuele panden of eigenaren aan te wijzen - hoewel het ook tijd wordt dat burgers en bedrijven elkaar aanspreken op wangedrag, waar andere medeburgers last en schade van ondervinden - in Punda, aan de Pietermaaiweg vlakbij het Wilhelminaplein, staat misschien wel het bekendste verpauperde monumentale gebouw: de beroemde in art-decostijl opgetrokken bioscoop Cinelandia uit 1941 van architect P.A. van Stuivenberg. Deze bioscoop is in 1997 door het toenmalige Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao aangewezen als beschermd monument. Maar het gebouw verkeert al vele jaren in verval en biedt een treurige aanblik. Dat is niet alleen slecht voor het aanzien van de binnenstad, maar ook voor het toerisme.
De eigenaresse van de bioscoop, (Handelsmaatschappij) CMOG nv, heeft zich nog in 2011 bij de rechter verzet tegen de hernieuwde aanwijzing als beschermd monument, maar deze procedure verloren. Intussen staat het gebouw vrijwel op instorten en niemand doet wat. Op grond van de Monumentenlandsverordening is de eigenaar verplicht ‘werkzaamheden tot onderhoud en herstel van het beschermde monument naar goed beheer te verrichten of te doen verrichten’. Als hij dat nalaat, kan de overheid die werkzaamheden voor zijn rekening doen verrichten. Maar dan moet de eigenaar wel eerst door de overheid zijn aangemaand om binnen drie maanden zelf in actie te komen.
Het verrichten van werkzaamheden door de overheid op kosten van burgers die nalaten de regels na te leven heet ‘bestuursdwang’. En bestuursdwang is geen vrijblijvende keuze, maar een verplichting voor de overheid, zo blijkt uit de jurisprudentie. De overheid kan alleen in uitzonderingsgevallen afzien van het toepassen van bestuursdwang.
Tot nu toe heeft echter nog niemand de verantwoordelijke minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (VVRP) erop aangesproken of gewezen dat zij de eigenaresse van Cinelandia kan dwingen tot het noodzakelijke onderhoud en herstel van de bioscoop en dat zij als de eigenaresse niet zelf in actie komt, dat van overheidswege op haar kosten kan laten doen. Het wordt tijd dat een organisatie die zich de leefbaarheid van de binnenstad of het behoud van monumenten aantrekt, maar anders bedrijven en of burgers, daar iets aan gaat doen. Dat de kwestie breder leeft, bewijst het rapport ‘Sembra awe pa kosechá mañan’ van de Kamer van Koophandel, zelf iets verderop in Pietermaai gevestigd.
Pietermaai is op zichzelf hét voorbeeld van hoe een volstrekt verloren geachte stadswijk - een bepaald moment als getto het domein van criminelen en drugsverslaafden - is wederopgebouwd en zelfs tot de meest florerende delen van Curaçao hoort. Dit ondanks dat individuele pandeigenaren hun onroerend goed laten verpieteren; soms uit overmacht, maar soms ook gewoon om de buren te pesten of simpelweg te wachten totdat er een gek is die de hoofdprijs betaalt.
Terug naar bijvoorbeeld de casus Cinelandia. Het is al lange tijd - te lange tijd - stil rond deze parel van Punda, maar die in de huidige staat geldt als schaamteloosheid. De overheid zou terugschrikken voor het aanpakken van de eigenaar van het gebouw, wat kennelijk ook geldt voor andere eigenaren van andere panden in bijvoorbeeld stadswijk Scharloo, waar Monumentenzorg en Stadsherstel al heel veel goed werk hebben gedaan. Bovendien zouden de kosten niet opwegen tegen de mogelijkheden van verhaal. En het zou onevenredig gevonden worden om nu, na lange tijd stilzitten, ineens te gaan optreden.
Dat laatste argument overtuigt niet. Een illegale situatie kan nooit door verjaring legaal worden. Wel vereist het optreden na lang stilzitten een zorgvuldige benadering. Hoe langer de overheid stilzit, hoe zorgvuldiger zij dient op te treden in die zin dat ze niet van de ene op de andere dag drastische maatregelen gaat nemen, maar de betrokkenen daar goed op voorbereidt. Onmogelijk is optreden echter niet. Integendeel, het is een must. Een gerestaureerde en goed onderhouden stad is een belangrijke toeristische trekpleister. De eigenaren van de vervallen panden hebben een morele plicht en culturele verantwoordelijkheid om hun panden in goede staat terug te brengen. In het belang van henzelf en van Curaçao.