Van onze correspondent
Den Haag/Kralendijk - De door Greenpeace Nederland aangespannen klimaatzaak tegen de Nederlandse staat kan niet alleen verstrekkende juridische gevolgen hebben, maar ook flinke financiële implicaties voor de rijksbegroting. Dit betoogt Rob van Gestel, hoogleraar theorie en methode van wetgeving aan Tilburg University en hoogleraar juridische methodologie aan de Universiteit van Leuven, die samen met collega Jeffrey Sybesma de zaak analyseerde en de mogelijke uitkomsten schetste.
De zaak draait om de bescherming van de inwoners van Bonaire tegen de toenemende gevolgen van klimaatverandering. Greenpeace eist dat de Nederlandse staat onmiddellijk klimaatadaptatiemaatregelen neemt en fors investeert in de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.
Van Gestel merkt op dat de klimaatzaak niet uit de lucht komt vallen. ,,Al jaren ontbreekt er effectief milieubeleid in de overzeese gebiedsdelen van het Koninkrijk der Nederlanden.” De gevolgen hiervan zijn zichtbaar in diverse regio’s: de uitstoot van schadelijke stoffen door de Isla-olieraffinaderij op Curaçao, de problemen met afvalbeheer op Aruba en Sint-Maarten, en de bedreiging van de koraalriffen rond Bonaire door duiktoerisme. Tegelijkertijd heeft de Nederlandse regering tot nu toe weinig gedaan om deze gebieden te ondersteunen in de transitie naar een duurzamere en klimaatneutrale samenleving. Burgers van de eilanden, gesteund door belangenorganisaties zoals Greenpeace, zien de rechter steeds vaker als laatste redmiddel om hun fundamentele rechten te beschermen.
Volgens Van Gestel is de zaak van Greenpeace zeker niet kansloos, mede dankzij eerdere uitspraken van de Hoge Raad in de Urgenda-zaak en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de Klimaseniorinnen-zaak. ,,Hieruit blijkt dat tekortkomingen in het klimaatbeleid kunnen leiden tot schendingen van fundamentele mensenrechten, zoals het recht op een gezond leefmilieu, en dat overheden verplicht kunnen worden om snel met concrete plannen te komen. Indien de rechter Greenpeace in het gelijk stelt, zal Nederland aanzienlijke investeringen moeten doen om de vereiste klimaatmaatregelen op Bonaire te realiseren.” Van Gestel benadrukt dat deze kosten niet zijn opgenomen in de huidige rijksbegroting, wat de vraag oproept of de zaak niet een ‘tikkende budgettaire tijdbom’ vormt voor het kabinet.
Een belangrijk punt in de zaak is het wetenschappelijke onderzoek waarop Greenpeace zich baseert. Het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) heeft overtuigend aangetoond dat de inwoners van Bonaire blootstaan aan een ‘real and immediate risk’, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). ,,Bonaire heeft echter geen volledige medegelding van internationale klimaatverdragen, wat de situatie van haar inwoners complexer maakt en de verantwoordelijkheid van de Nederlandse staat onduidelijker.
De dagvaarding van Greenpeace vraagt dan ook om verdere wetenschappelijke onderbouwing en concrete actie van de Nederlandse regering.” Van Gestel waarschuwt echter voor een mogelijk scenario van ‘losing by winning’ als de rechter besluit dat Nederland tekort is geschoten, maar geen bindende maatregelen afdwingt. Een dergelijke uitkomst zou weinig concreet resultaat opleveren voor de inwoners van Bonaire. Wat Bonaire echt nodig heeft, aldus Van Gestel, is concrete klimaatwetgeving en adaptatieplannen, ondersteund door duidelijke normen voor CO2-emissies en andere maatregelen. De klimaatzaak op Bonaire zou bovendien een precedent kunnen scheppen voor andere overzeese gebiedsdelen. Zo zouden milieuorganisaties op Curaçao en Aruba zich mogelijk ook tot de rechter kunnen wenden om vergelijkbare klimaatmaatregelen af te dwingen, wat de druk op de Nederlandse staat verder zou opvoeren. ,,De komende tijd zal uitwijzen hoe deze zaak zich ontwikkelt, maar de impact op zowel het klimaatbeleid als de Nederlandse begroting kan in ieder geval groot zijn”, aldus Van Gestel in zijn betoog.