Plantagetumult (016)
Door Bas Jussen
Wouter had ook andere verhalen gehoord over slavenveilingen. Ze zouden de indruk wekken van de terechtstelling van misdadigers, zoals dat thuis gebeurde. Te midden van het plein stond dan een houten schavot, waarop de geketende slaven werden voorgesteld aan de kopers. Jan maakte duidelijk dat van dergelijke praktijken geen sprake was. Particuliere slavenhandelaren lieten hun koopwaar niet eens aan wal gaan en legden het anker uit in het Schottegat. Daar hoefden de schepen geen liggeld te betalen en de kans dat de negers van boord konden vluchten, was minimaal. Wie de slaven wilde bezichtigen, kon dat aan boord doen. De negers die niet werden verkocht, werden meegenomen naar de volgende bestemming, meestal Suriname of Brazilië.
Maar de West-Indische Compagnie pakte het beter aan. Zij hielden een veiling op plantage Zuurzak of plantage Groot Sint Joris. Wouters verbazing was groot toen ze bij eerstgenoemde plantage arriveerden. Het was er druk. Blanke kerels liepen luidkeels te schreeuwen terwijl een aantal negerinnen af en aan liep met water voor de paarden en sterke drank voor de mannen. Maar van negers op een schavot was geen sprake. En van een plein was er evenmin.
In de verte aan zijn linkerkant zag hij echter een kleine groep mensen die zich verzamelde. Onder hen veel Engelsen, Spanjaarden en Franse handelaren die hoopten hier voor een gering bedrag slaven in te kopen om door te voeren naar andere koloniën, waar een grotere vraag was naar negers. De meeste mannen spoedden zich in de richting van de groep en Wouter en Jan volgden hen. Een smalle stroom deelde het dorre landschap in tweeën. In het midden van een kaalgemaakt stuk terrein stond een houten kist. Vlak nadat zij waren aangekomen wrong een kleine man met lang grijs haar zich tussen de mensen door. Hij klom op de kist ten overstaan van de menigte keurig geklede aanwezigen. Hij schraapte zijn keel en begon tekst van een rol papier op te lezen, het rumoer van de mensenmassa stopte en iedereen luisterde aandachtig. ,,Welkom heren”, sprak de kleine man, die veilingmeester bleek te zijn: ,,Heden worden bij opbod verkocht een aantal gezonde slaven, hierheen vervoerd door de West-Indische Compagnie.” Twee soldaten roffelden op hun trommels terwijl de negers in een keurige rij werden aangevoerd. De eerste slaaf, die geboeid aan zware kettingen de groep in werd getrokken, was een bijna pikzwarte man, niet veel ouder dan een jaar of vijfentwintig. Er ontstond wat rumoer onder de kopers. De donkere kerel keek schichtig om zich heen. Hij was duidelijk onder de indruk van al de schreeuwende blanken. Onrustig friemelde hij aan de kettingen rond zijn polsen. Hij zag er beter uit dan de slaven die Wouter van het schip af had zien komen. Wellicht hielp het oplappen op de plantage inderdaad. De veilingmeester begon met een bedrag van honderdvijftig Spaanse peso. De Hollanders hadden het eiland dan wel in hun macht, de gangbare munt in de regio was de peso. Al snel klonken er kreten uit het publiek. Honderdvijfenzeventig riep een lange blonde man. Tweehonderd bood een klein dik opdondertje, dat eruit zag als een voornaam heer met zijn deftige uitdossing en hoge hoed. Tweehonderd werd uiteindelijk tweehonderdvijftig toen de voorname dikkerd er na een wedstrijdje bieden met zijn geboeide aanwinst vandoor ging.
Er volgden nog een aantal mannen alvorens de eerste vrouw naast de kist verscheen. Net als de mannen werd ze uitvoerig betast door de potentiële kopers. Ze keken in haar mond, sperden haar ogen open en betastten, onder gegniffel van het aanwezige publiek, zelfs haar borsten en geslachtsdelen. Wouter keek Jan vragend aan, was dit een geschikt exemplaar? Jan schudde zijn hoofd. Hij wees naar haar rimpels en hangende borsten; ze was te oud. Voordat zij had geleerd op Hollandse wijze eten te bereiden en het huis op orde te brengen, lag ze al in haar graf, naast Josefien. ,,Die heeft nog nooit een keuken en pannen gezien”, lachte hij. Er bleek niet veel keus. Een lange stoet vermoeide en verwarde negers trok aan hen voorbij. Sommigen jammerden en huilden. Anderen mompelden kwaad of keken woest uit hun ogen als wilde dieren. Maar de meesten waren, na alles wat zij hadden meegemaakt tijdens hun zeereis, compleet gebroken en hadden niet meer de energie noch de wil om emoties te uiten. Uiteindelijk besloot de tomaat toch te gaan bieden, om niet met lege handen thuis te hoeven komen. Het kon immers nog een tijdje duren voordat het volgende slavenschip Curaçao aandeed. In Suriname was het tegenwoordig beter handel doen, dus hadden veel schepen hun uitwijk naar die kolonie genomen. Hun eerste poging een slank en mooi negerinnetje aan te schaffen mislukte. Hun bod werd weggeveegd door dat van een akelig ventje dat erg veel interesse had in de ferme borsten van zijn nieuwste bezit. ,,Geen twijfel mogelijk waarvoor hij haar gaat gebruiken”, fluisterde Jan. Een tweede poging had meer succes. Een jong meisje werd naar voren geduwd. Tranen rolden langs haar wangen en ze kneep haar vuisten samen... Zij zakte naast de kist op haar knieën en strekte met smekende blik haar armen uit naar de oudere man vooraan in de rij slaven die verderop stonden. Ze jammerde en klaagde in onverstaanbare tongval. De veilingmeester trok haar ruw omhoog. ,,Twee voor de prijs van een”, schreeuwde hij luid terwijl hij met zijn stok zachtjes tegen haar licht opgezwollen buik tikte. Wouter zag een glinstering in de ogen van de tomaat. Hier viel geld te verdienen. ,,Kijk eens wat een mooie zachte huid”, probeerde de veilingmeester zijn waar aan te prijzen. Toen hij haar tanden wilde tonen aan de gulzige kopers verzette het meisje zich hevig. Twee slagen met de vlakke hand braken dat verzet. Maar toen de verkoper zijn grip rond haar mond verzwakte, beet ze toe. De vinger van de veilingmester zat enkele seconden klem tussen de parelwitte tanden. Een ijzige gil klonk uit zijn keel en de man danste van pijn op zijn kist. Voor het eerst lachten enkele negers. De man vloekte, wilde het meisje een pak ransel geven, maar bedacht zich. In plaats hiervan gebruikte hij het incident als sluw verkooppraatje. ,,Genoeg pit in deze jongedame! Energierijke schoonheid!”, grapte hij. Het mocht niet veel baten. De meeste geïnteresseerden hadden afgehaakt na het bijtincident dat zojuist had plaatsgevonden. Jan grijnsde van oor tot oor. Dit was zijn kans goede handel te bedrijven. ,,De scherpe kantjes van dat opstandige karakter schaven we er wel af”, fluisterde hij Wouter toe. Voor honderdvijftig peso kochten ze twee generaties nieuwe slaven.