Bonaire in de Tweede Wereldoorlog (27)
Door Lodewijk Daniel Gerharts
Midden 1939 werd reeds gevreesd dat een oorlog zou uitbreken en er werden toen allerlei voorbereidingen gemaakt. Een er van was een plaats uit te zoeken voor een interneringskamp waarin alle vijandelijke onderdanen zouden worden ondergebracht.
Men besloot de adjudant Wetjens naar Bonaire te zenden. Er was opeens zo’n haast dat hij niet mocht wachten tot de boot van de KNSM, die elke 14 dagen via Bonaire naar de Bovenwindse Eilanden ging, zou vertrekken. Neen, de adjudant moest met het eerste bootje dat vertrok en dat deed zeven dagen over de reis van 42 mijl, omdat er bijna geen wind was en wel een sterke stroming. De arme man was geen zeerot en hij kwam nogal geradbraakt aan. Natuurlijk was de KLM in die tijd alweer op Bonaire geweest.
Als plaats voor het kamp werd het terrein uitgekozen waar thans het Divi Flamingo Beach Hotel staat. Maar toen de oorlog op 10 mei werkelijk uitbrak was er geen kamp; in feite had men te Bonaire geen voorbereidende maatregelen getroffen.
Te Curaçao had men wel lijsten klaar liggen van alle Duitsers en Oostenrijkers die naar Bonaire zouden worden gebracht. Daarbij waren ook mensen die voor Hitler gevlucht waren en thans het kamp ingingen, in elk geval een beter kamp dan een kamp in Duitsland als ze daar waren gebleven.
Het was in de avond van 10 mei toen een paar tankers van de Shell te Bonaire aankwamen met ongeveer 300 personen. Het waren vijandelijke onderdanen die te Curaçao en Aruba woonden, ook een ruim twintigtal Nederlanders die van NSB-neigingen werden beschuldigd en bovendien de bemanning van een Duits vrachtschip dat bij Curacao door de oorlog werd verrast. Het kunnen ook twee schepen zijn geweest die in beslag werden genomen. De bemanning van een van de schepen had nog geprobeerd het te laten zinken, wat echter door de Nederlandse marine werd verhinderd. Onderweg naar Bonaire had men dat ook met een tanker willen doen.
In Kralendijk werden geïnterneerden ondergebracht in de scholen, te weten de zogenoemde NSB’ers in de Openbare School op het Wilhelminaplein, de Duitse mannen in de klaslokalen van de St. Dominicusschool van de Fraters en de vrouwen en kinderen in de St. Bernardusschool van de Zusters.
Ik was bij de aankomst op de pier aanwezig en ik zag daar adjudant Wetjens. Aan de adjudant vroeg ik of hij wellicht ’s morgens brood moest hebben voor zijn ‘toeristen’ en ik kreeg antwoord, dat het hem geen cent kon verdommen en dat de moffen wat hem aanging konden vertrekken.
Gezaghebber Van Leeuwen werd daarop gemeld dat de geïnterneerden de volgende morgen brood moesten hebben en Shon Piet - de gezaghebber - antwoordde natuurlijk dat ik daarvoor bij de commandant (adjudant Wetjens) moest zijn.
Ik verzocht mijn bakkerijpersoneel wat vroeger te beginnen en flink aan te pakken en een paar honderd broodjes extra te maken. De volgende morgen om 6.00 uur ging de telefoon. Het was adjudant Wetjens: ,,Wilt u onmiddellijk 800 broodjes laten brengen? 300 In het fort en 500 in het kamp.” Ik: ,,Ik heb u gisteravond gevraagd of u vanmorgen brood wilde hebben en u heeft gezegd dat die moffen kunnen vertrekken. Maar ik heb de helft klaar en straks krijgt u de andere helft, is dat goed?” Natuurlijk was dat goed.
We hebben meer dan vijf jaar het brood voor de kampen en de troepen geleverd. De Duitse mannen waren dus in de Fratersschool. In een van de lokalen was een kapitein met zijn voltallige bemanning van het schip dat in beslag genomen was. Totaal 24 mannen. Op een goede avond werd een plan gesmeed Bonaire te ‘veroveren’. Men zou de volgende avond om 10.00 uur naar buiten stormen en het machinegeweer, dat in het venster op de bovenverdieping van het Fratershuis dicht bij de trap stond, veroveren. Men zou dan de wacht onschadelijk maken en in de vliegende vaart naar Fort Oranje gaan, daar de wacht ook overmeesteren en de Duitse vlag hijsen.
Ze begrepen wel dat ze zich binnen één of twee dagen zouden moeten overgeven. Een aardig plan.
Maar ze wisten niet dat achter de school een pad liep en daar de Hollandse soldaten patrouilleerden.
Een van hen luisterde het gesprek af en toen de heren de volgende avond naar buiten stormden behoefden ze niet ver te lopen naar het machinegeweer, want deze stond recht voor de klas.
Het bevel klonk: ‘Hände hoch’, en daar gingen de handen omhoog. Alle 24 in de boeien. Na een paar dagen werden ze weggevoerd met een Engels oorlogschip naar Jamaica waar ze het misschien niet zo goed hebben gehad als hun landgenoten die op Bonaire bleven.
De bewaking te Bonaire was summier. Men had niet gerekend op agressieve plannen van de geïnterneerden en er werd een detachement mariniers naar Bonaire gezonden. Gezaghebber van Leeuwen ging iedere dag even naar de Bernardusschool om te zien of er goed voor de kinderen werd gezorgd en zo ging hij daar ook heen toen de wacht daar uit mariniers bestond.
Met zijn helmhoed op stapte de gezaghebber het terrein op, zoals hij dat iedere morgen gewend was, en toen klonk het ‘Halt’. Shon Piet hoorde dat weer, doch dacht dat dit niet voor hem bestemd was. Hij was toch de Gezaghebber. Nog eens ‘Halt’. Shon Piet stapte door. Toen klonk het ‘Halt of ik schiet’. Wat dacht de gezaghebber: ,,Schieten... Gaan ze schieten? Op wie?” En hij draaide zich om, om te zien wat er aan de hand was. Toen zag hij de marinier met het geweer in de aanslag en op hem gericht: ,,Neen, niet doen, niet schieten. Ik ben de gezaghebber.” Toen hij de poort van het terrein uitkwam, kwam hij bij mij binnen (ons kantoor was dichtbij), wit als een laken, en viel op een stoel neer.
,,Shon Piet” zei ik. ,,Wat is er gebeurd? Je lijkt wel een spook gezien te hebben. ,,Man”, zegt hij. ,,Ze hebben me bijna doodgeschoten.” Ik lachte me een puist en zei: ,,Wacht, ik zal de commandant opbellen.” De commandant was een kapitein, Ter Weele, en aan de kapitein vertelde ik het gebeurde, waarop hij zei: ,,Vraag aan de gezaghebber over 20 minuten terug te gaan.”
Dat gebeurde en toen het gehele detachement mariniers aangetreden was, strak in de houding en geweren gepresenteerd, klonk het ‘Op de plaats rust!’. ,,Jongens, dit is de gezaghebber van Bonaire. Kijk hem goed aan. Op de gezaghebber mag je nooit schieten.”
Bij latere bezoeken presenteerde de wacht het geweer en Shon Piet nam dan de helmhoed af. Salueren had hij niet geleerd en ook nu deed hij het niet.