Hotel Playa Lechi (76)
Nadat ‘Zeebad’ het startsignaal had gegeven werden nog enige hotels opgericht, terwijl een ernstige poging om een hotel van 116 kamers tot stand te brengen, door het Bestuur van Bonaire in de grond werd geboord. Het was het Hotel Playa Lechi.
In 1966 werden wij benaderd door de heer Jan Nagel van Aruba om een nv op te richten, die tot doel had een hotel van 116 kamers te bouwen, waarbij tevens een convention hall zou komen. De heer Nagel was een van de initiatiefnemers geweest van het zo succesvolle hotel Little Bay te St. Maarten en hij en zijn assistenten kenden het klappen van de zweep.
Een terrein werd uitgezocht ten zuiden van de elektrische centrale aan de Gouverneur Debrotweg. Het stuk grond dat in erfpacht werd verkregen was lang 200 meter langs de weg en vanaf de kust tot op tien meter van de weg af breed. Elke kamer zou een kichenette krijgen, zodat men zelf een ontbijt kon klaarmaken en eventueel de lunch. De avondmaaltijd kon in de coffeeshop van het hotel worden gebruikt of in een van de restaurants in Kralendijk.
De bouwkosten werden voorlopig geschat op 2½ miljoen guldens. Een voorwaarde van de promotors - Nagel en Gerharts - was dat het vliegveld zou worden verlengd, waarvan sprake was. Het Bestuurscollege eiste dat men zou gaan bouwen, ook al was men nog niet begonnen aan de startbaanverlenging. Dat was onlogisch, want dan zou men een hotel hebben met ruim 80 personen in dienst terwijl de KLM niet in staat zou zijn voldoende passagiers aan te voeren, omdat grotere machines dan de DC-3 (met 23 passagiers) niet konden landen. Hoeveel verlies zou het hotel wel lijden, indien het enige jaren een onvoldoende bezetting zou hebben? Zeebad had de bezwaren, tegen de te korte landingsbaan (1430 meter) ook reeds naar voren gebracht.
Erfpacht terug
Wij waren eventueel bereid te gaan bouwen op het ogenblik dat men met de verlenging van de baan zou aanvangen. Het Bestuurscollege ging hiermede niet akkoord en eiste bouwen en anders ‘nemen wij de erfpacht terug’. Men had een andere gegadigde, die wel bereid was te bouwen.
In maart 1968 vroeg het BC hoe het met onze plannen stond. Het antwoord van Nagel was, dat het BC schriftelijk moest bevestigen wanneer de verlenging van de startbaan zou plaatsvinden, zoals zo vele malen mondeling was toegezegd. Wij bevestigden nogmaals dat het hotel gereed zou zijn, wanneer de verlenging tot stand zou zijn gebracht. Wij moesten dat standpunt wel innemen omdat verscheidene personen, die in het kapitaal zouden deelnemen, dit alleen wilden doen wanneer voldoende passagiers zouden kunnen worden aangebracht.
Bij Besluit van 11 december 1968 werd het recht van erfpacht ingetrokken. In december 1969, toen bekend was dat de baan inderdaad zou worden verlengd, vroegen wij of men het terrein opnieuw aan ons wilde afstaan. In januari 1970 kregen we bericht dat het BC daartoe niet bereid was! In dat jaar vond de verlenging tot 1.750 meter en verbreding tot 30 meter plaats.
De ‘andere gegadigde’ daagde niet op. In 1982 was het terrein nog onbebouwd. Het grapje heeft ons samen fl. 7.695,-- gekost. Jammer van het plan; jammer van de Convention Hall, die een bijzondere trekpleister had kunnen zijn. En nu maar duimen tot de andere gegadigde komt! Veertien jaar later was hij er nog niet!
Debonair
In 1967 werd door dr. A.E. Hart aangevangen met de bouw van een bungalowhotel Debonair aan de Gouverneur Debrotweg. Het bestond uit 10 bungalows, geheel ingericht, alsmede een gebouw waarin administratie, de keuken, bar en eetgelegenheid. Het was een keurig geheel en het zou een succes geworden zijn indien men bijvoorbeeld een echtpaar had weten te engageren om dit betrekkelijk kleine bedrijf te leiden. Men nam echter dure managers uit Nederland en later uit andere landen aan. Deze dure krachten, plus een gebrekkige administratie, veroorzaakten verliezen.
De regering had aan de bouw financiële steun gegeven. Wij hadden ook voor fl. 5.000,-- gulden aandelen genomen, hoewel wij niet veel vertrouwen in het geheel hadden. Maar het was een eerste poging van een Bonairiaan om dit project tot stand te brengen en dat verdiende steun.
In 1973 had de regering er genoeg van en zij nam het geheel over in ruil van de onbetaalde lening. De schuld bedroeg in 1973 maar liefst fl. 350.000,-- inclusief lokale crediteuren. Aandeelhouders, zoals wij, konden naar onze centjes fluiten.
Debonair werd in beheer gegeven aan Hotel Bonaire, dat inmiddels ook in handen van de overheid was overgegaan. Het werd daarna geëxploiteerd onder de naam van Aqua Habitat en werd voornamelijk bezocht door scubadivers. Captain Don Steward zwaaide daar met succes de scepter.
Hotel Bonaire
Met de bouw werd begonnen in 1961. Het kwam gereed in 1963 en werd geopend op 1 augustus van dat jaar. Op 31 augustus werd het officieel geopend door gouverneur Dr. Nicolaas Debrot.
Het was niet praktisch gebouwd; wel duur. Er waren 30 kamers; vijf rijen van zes, die met elkaar verbonden waren door een ongeveer 100 meter lange open brug. De passaatwind stond daar dwars op. Wanneer men een kamer had aan het einde van deze lange gang, kwamen de dames in het hoofdgebouw in enigszins verwaaide toestand aan. In de regentijd kon men kiezen: doornat in eetzaal aankomen of wachten tot de bui over was. De kamers hadden geen uitzicht op zee. Voor minder geld had men het hotel dichtbij het strand kunnen bouwen en alle kamers had men een uitzicht op de mooie baai, die overdag vol leven was, kunnen geven.
Reeds op 1 april 1964 werd de exploitatie overgenomen door en Amerikaanse groep, bekend als de groep Nash. Met de bouw van dertig kamers werd begonnen; aan het einde van het jaar waren er reeds 27 klaar om gebruikt te worden. Manager was mr. William Miller. Het casino was in handen van Bud Sweet, die reeds op een van de andere eilanden een casino had gehad.
De overname vond met enige feestelijkheid plaats. Een KLM-machine werd gehuurd om de gasten - in avondkleding - van Curaçao naar Bonaire te brengen. Er werd door sommigen tot diep in de nacht gespeeld.
Toen ik de volgende dag Bud Sweet ontmoette en vroeg: ,,Bud, how was it yesterday?” was het antwoord: ,,Not bad, 200.000.” Ik vroeg: ,,Guilders?” ,,No, dollars.” Hij was dik tevreden. Ik weet van iemand uit de zakenwereld te Curaçao, die tegen de 40.000 pop verloor.
In het jaar 1965 kwamen er klachten bij de overheid, dat de hotels aan de reisagenten in de USA geen commissie betaalden op de verkochte logeerdagen. De leiding van het hotel organiseerde charterreizen van Texas naar Bonaire. Deze mensen kwamen alleen het casino uit om te gaan slapen.
Maar het gevolg van deze groepsreizen was, dat normale gasten geen plaats konden krijgen. Daarbij kwam ten slotte dat Bud Sweet connecties had met de beruchte maffia en zelfs de naam van Bonaire werd in verband met deze misdadigersgroep genoemd in het weekblad Time.
Toen de groep Nash de exploitatie over nam, was een overeenkomst gemaakt en een van de bepalingen was dat men het aantal kamers tot 100 zou vergroten en dat was niet gebeurd. Toen de tijdelijke casinovergunning op 7 december 1968 verliep, werd die door de regering niet verlengd. Men had voorts nog andere klachten over ongewenste toestanden op beleidsniveau, telkens wijzigingen in het beheer, herhaalde klachten van reisagenten, allerlei zaken die het toeristenbezoek nadelig beïnvloed hebben.
Op 9 januari ging het casino weer open, de vergunning werd aan een ander gegeven, doch op 1 december 1969 ging het weer dicht. In de loop van 1970 werd het faillissement over het hotel uitgesproken. De Amerikanen hebben er zeker niets aan verloren! Het bleef draaien met de medewerking van de curator en de overheid.
Het sloot weer op 1 april 1971 en bleef zo tot 15 december 1971. De overheid betaalde 75 procent van de salarissen aan de werknemers. In december 1971 kreeg ik bezoek van een deputatie van het personeel om te vragen of ik nu heus niet kon helpen dat het hotel open zou gaan. Ik had niets met het hotel te maken, maar men was op Bonaire gewend om, wanneer er moeilijkheden waren, bij mij om raad te komen.
Er was juist een dag tevoren bericht gekomen dat een groep in New York, belangstelling had en dat de mogelijkheid bestond dat het spoedig weer open zou gaan en ik beloofde de deputatie dat, wanneer ik zou kunnen helpen, ik dat niet zou nalaten. En ik zei dat ik de werknemers op de hoogte zou houden.