Toerisme (79)
Toen ik het bezoek aan de gouverneur had gebracht en voorstelde de opstallen van het interneringskamp aan mij te verkopen, was er met die en gene gesproken over de noodzakelijkheid ‘iets aan het toerisme te gaan doen’.
We moesten niet aan de kust en op het vliegveld gaan zitten kijken of er wat toeristen aankwamen. We moesten wat doen aan propaganda, maar wie zou dat gaan betalen, zoete lieve Gerritje?
Gezaghebber Krugers hoorde natuurlijk ook van mijn plannen en hij nodigde op 26 februari 1947 een 16-tal personen uit op 1 maart (zaterdag) in het gezaghebberskantoor te komen om een organisatie op te richten, die tot doel zou hebben het toerisme te bevorderen, daar dit ‘een zeer belangrijke bron van inkomsten voor Bonaire zou kunnen worden’.
Tijdens deze bespreking, waar veertien personen aanwezig waren, ontvouwde de heer Krugers zijn plannen en noemde als minimumeisen, die voor de bevordering van het toeristenbezoek aan Bonaire nodig waren: een goed restaurant, comfortabel vervoer, auto’s en boten, een hotel met modern comfort. Hij stelde voor een nv op te richten, waarin al die activiteiten ondergebracht zouden kunnen worden.
Ik zei daarop, dat die plannen mooi waren, doch dat ze verscheidene tonnen zouden kosten, dat dit geld noch te Bonaire, noch te Curaçao van particulier zijde zou kunnen worden verkregen en dat als enige mogelijkheid steun zou moeten worden gevraagd van het gouverment of uit het welvaartsplan.
De heer Ch. Hellmund vond alles te luxe en vond ‘dat de bestaande toestand behouden moest worden en naar gelang het aantal toeristen zou toenemen enige verbeteringen aan te brengen’. Hij stelde voor de toeristen ‘vissoep en funchi te laten eten en daarna de toeristen sport te laten bedrijven te Lac, in de vorm van slapen onder de bomen aldaar’ (hilariteit).
VVV
Men stelde voor een Vereniging Vreemdelingen Verkeer op te richten, waartoe besloten werd. Het bestuur werd op die bijeenkomst samengesteld uit voorzitter X. Krugers, ondervoorzitter M.L. Booi, secretaris Warnaars, penningmeester Ch. Beukenboom en commissaris O.E. Sint Jago. De contributie werd op 5 gulden per maand gesteld.
Nadat in de pers bekendheid werd gegeven aan de oprichting van de VVV, kwamen wat aanvragen binnen, hoofdzakelijk van bewoners van het Julianadorp (Shell). Het Hotel Centraal, dat kort heeft bestaan, berekende 6 gulden per dag en Pension Rijna 5 gulden per dag, alles inbegrepen (3 maaltijden!). De taxichauffeurs (7) stelden tarieven vast voor diverse tochten op het eiland.
Op 28 maart 1949 liet de secretaris van het Ned. West-Indische Toeristencomité te Curaçao weten, dat men een ontwerpfolder voor Bonaire had laten maken. Kosten voor 5.000 exemplaren 575 gulden plus 16 gulden voor elk cliché. In die brief vroeg Curaçao of de lokale vereniging nog bestond. Erg actief was men blijkbaar niet geweest. Naar aanleiging van die brief schreef ik aan de gezaghebber. Uit deze brief blijkt dat de VVV ter ziele was gegaan. Wij boden aan een deel van de folder te bekostigen (Hotel Zeebad in wording en HMB).
Getracht werd van anderen een bijdrage te krijgen, doch daarvoor was geen animo. Wel later kritiek! Ten slotte hebben wij en het gouvernement de kosten betaald. Men moest te Bonaire nog wakker worden wat het toerisme betreft. ‘De kosten gaan voor de baten uit’, was nog een onbekende waarheid op ons eiland. In het jaarverslag van Bonaire werd onder andere gezegd dat de vereniging een kwijnend bestaan leidde, aangezien er weinig belangstelling bestond om contributie te betalen en men hier niet ingesteld is op het werken in coöperstief verband. Men verwacht te veel direct tastbare voordelen. Pogingen worden in het werk gesteld om van de gebouwen en bungalows een toeristengelegenheid te maken. Vrij veel personen van Curaçao en Aruba bezochten Bonaire, echter was de hotelaccomodatie óf onbevredigend óf niet aanwezig.
Toeristencommissie
Op 26 april 1950 kwam de gouverneur in actie. De centrale toeristencommissie werd uitgebreid met twee leden, te weten de gezaghebber van Bonaire en de heer Ch. Voges voor de Bovenwinden.
De centrale toeristencommissie schreef op 15 augustus 1949 een brief aan de gouverneurs en naar aanleiding daarvan werden ook op 26 april toeristencommissies benoemd op de eilanden Bonaire, St. Maarten, Saba en St. Eustatius. Voor Bonaire werden benoemd de heren X. Krugers (gezaghebber) en tot leden A.E. Booi en J. Scoree (lav. leden W. Van Eijk en J. A. Abraham).
De gezaghebber schreef op 2 mei dat de VVV inderdaad ter ziele was gegaan, omdat de leden van mening waren dat de toeristen eerst moesten komen en dan zou men gaan zien of er geld zou moeten worden uitgegeven aan verbetering van het hotelwezen. Dus het paard achter de wagen spannen. Hij stelde voor een mooie folder voor Bonaire te laten maken.
Door Bonaire werd een stencil gemaakt vermeldende de pensions en hun tarieven. Dat stencil werd op aanvraag toegezonden. Niet erg doeltreffend, maar het was tenminste een begin. In september kwam de eerste folder van Bonaire gereed.
In een brief aan de gezaghebber merkte ik op dat ik hoopte dat de commissie niet te lang zou praten maar ook iets zou doen. En dat het wenselijk zou zijn een ‘tourist guide’ aan te stellen. Maar dat is wel een moeilijke opgave.
Een zekere heer Greep bezocht onze eilanden, met uitzondering van Bonaire. Toen hij van de Bovenwinden op Curaçao aankwam, was er niemand die hem opving; alle heren waren op reis. Men had de heer Isings kunnen inschakelen. Ik schreef: ,,Dit geval heeft weer eens duidelijk gedemonstreerd, dat men Bonaire weet te vinden, wanneer men het nodig heeft, doch niet wanneer er iets voor Bonaire moet worden gedaan, dat verder zou kunnen gaan dan plannen op papier.”