Verbinding tussen ABC-eilanden (86)
Wij hadden ons tientallen jaren beziggehouden met het vervoer van lading en passagiers tussen Curaçao en Bonaire. Ook wel tussen Aruba en Curaçao/Bonaire.
In 1935 was te Bonaire aangekomen de schoener Kyma, groot 56,72 ton bruto.
Het was een prachtig snel schip met een hoge mast en een loden kiel. Op de proeivaart in de baai van Kralendijk spoelde het water over het hele dek van het schip, wanneer de passaat zijn best deed. Geen kapitein durfde met dit schip zo te varen en de mast werd verkort, waardoor het schip natuurlijk minder snel liep. Het was voor de eigenaren geen succesvol schip. Men slaagde er niet in voortdurend vrachten te boeken en men verloor regelmatig op de exploitatie. In het begin van de Tweede Wereldoorlog lag het te Bonaire, aan de boei, die in de baai lag, niet ver van de woning van Kaatchi Craane, de bekende scheepsbouwer die voor een kwart eigenaar was van de Kyma.
In de loop van 1942 vernam ik dat de Bonairiaanse eigenaren hun aandeel in het schip wel wilden verkopen en ik ging informeren welke prijs men dacht te kunnen vragen. Wij kwamen tot overeenstemming en wij kochten dus drie vierde deel van het schip. Te Curaçao woonde de vierde deelnemer, eigenaar van een vierde deel, Cesine Halabi. Hij woonde in de Bargestraat, Scharloo. Ik naar hem toe. En vroeg of hij zijn aandeel wilde verkopen. Halabi sprak geen Nederlands, een beetje Papiaments.
Halabi: (in het Papiaments): ,,Gaat meneer met het schip werken?”
Antwoord: ,,Ja.”
,,Gaat meneer de boeken bijhouden?”
,,Ja.”
,,Meneer zelf?”
,,Ja.”
,,Dan verkoop ik niet.”
Slim
Halabi was wel zo slim dat hij dacht, als Gerharts dat schip koopt, ziet hij wel dat er zaken mee te doen zijn. Waarom zou ik nu verkopen? Misschien eindelijk een kans om wat winst te maken. De naam werd veranderd in Rex. Het werd opnieuw gemeten en bleek te meten, volgens de scheepsmeter, bruto 46,44 ton. Het was dus 12 ton gekrompen. Het heeft ongeveer zeven jaar voor ons gevaren, kreeg ieder jaar een ‘dokbeurt’ en werd uitstekend onderhouden. Maar het was wel wat ouder geworden.
Het kwam in 1935 te Bonaire aan, een uit de tweede hand gekocht schip. In 1948 was het dus al 13 jaar in onze wateren.
Kapitein Ramon Booi kwam me vertellen dat er een grote reparatie nodig was. Wat gaat dat kosten, schipper? Schatting was fl. 15.000,-, dus omgerekend in geld van de eigenaar fl. 45.000.-. En hoe lang duurt de reparatie schipper? Ongeveer twee maanden. Omgerekend in mijn tijd, 6 maanden. Dat kon bruintje niet trekken en we besloten het schip te verkopen. Koper werd Ramon Booi, die nog verscheidene jaren met de Lourdes, dat was de nieuwe naam, heeft gevaren. Het werd later naar Sto. Domingo verkocht.
Evelyn
De heer Van Eijk had in Amerika een stoomscheepje gekocht, dat Evelyn werd gedoopt. Vele maanden bleef de heer Van Eijk in de USA om bij het opknappen en verbouwen van het schip aanwezig te zijn.
Toen het klaar was werden een kapitein, motorist en twee matrozen naar Wilmington gezonden om het schip te halen.
De heer Van Eijk vroeg mij het schip in een van onze maatschappijen (HMK of HMB) onder te brengen. Ik heb daartegen bezwaar gemaakt. De voornaamste reden was, dat het schip een Schotse stoomketel had. En dat was een kleine ketel, die voortdurend attentie nodig had. Werd dat vergeten, dan kon er snel een ernstige schade ontstaan. Dat gebeurde ook. De Surinaamse machinist, die ik nooit in een blauwe broek en hemd heb gezien, doch altijd in een hagelwit pak, liet de ketel ‘drooglopen’ en dat veroorzaakte een reparatie van meer dan dertig duizend gulden.
Een poosje daarna gebeurde hetzelfde tussen Curaçao en Aruba. Het werd naar Aruba gesleept, bleef daar lang liggen, we hebben alles wat bruikbaar en vervoerbaar van het schip gehaald en naar Bonaire gebracht en later werd het in diep water tot zinken gebracht. Wat was ik blij dat het buiten onze vennootschap zat.
Ik bood nog aan het schip te kopen en er een dieselmotor in te zetten, doch de heer Van Eijk wilde van het schip niets meer weten. Zijn oude liefde, stoommachine, had hem (dure) parten gespeeld!
Ik heb in de zeventiger jaren geprobeerd een schip te laten bouwen in Nederland voor het vervoer van lading en passagiers. Het was niet mogelijk van de bankwereld een lening te krijgen om dit te financieren. Eindelijk heb ik dat plan (tijdelijk) moeten opgeven. Maar misschien, misschien komt er nog iets van.