Nederland claimt voogdijschap van de Isla (7)
De raffinaderij is eigendom van het autonome land Curaçao, maar het Nederlandse parlement kijkt over de schouder mee en dringt voortdurend aan op maatregelen. Buurland Venezuela, dat de Isla huurt, houdt zich op de vlakte.
Door Ton de Jong
In het Nederlandse parlement wordt meer over de Isla gesproken dan in het parlement van Curaçao. De toon is niet zo prettig. ,,Nu is het genoeg geweest met de Isla-raffinaderij. GroenLinks maakt zich al jarenlang kwaad, vaak met een meerderheid in de Kamer”, beet GroenLinks-fractievoorzitter Bram Ojik in 2013 de minister van Koninkrijksrelaties Ronald Plasterk toe. De minister reageerde zoals zijn voorgangers en waarschijnlijk ook zijn opvolgers zullen doen. Hij deelde de zorgen van de Tweede Kamer, zegde toe te gaan praten met de regering van Curaçao, maar wees meteen ook op de autonomie van het land Curaçao. Plasterk tijdens datzelfde vragenuurtje: ,,Dat is niet helemaal bevredigend, maar het is wel het bestel waar we nu inzitten.”
In de eerste jaren na het vertrek van Shell maakte het Nederlandse parlement zich vooral zorgen over de afwikkeling van deze ingrijpende operatie. Al snel spitste de aandacht zich toe op het milieu. Nederland maakte rond 1990 een flinke slag op milieugebied en vond dat de Antillen niet achter konden blijven. Voortaan zorgde een goed openbaar bestuur ook behoorlijk voor het milieu. Aan de bestuurskwaliteiten op de Antillen werd in die jaren openlijk getwijfeld. Ernst Hirsch Ballin was van 1989 tot mei 1994 behalve minister van Justitie ook belast met zaken die Aruba en de Nederlandse Antillen betroffen. ,,De raffinaderij kwam na mijn aantreden vrij snel op de agenda. Van onze kant waren er twee punten van zorg en aandacht. Ook zonder dagelijkse metingen ontging het ons niet dat er een groot gezondheids- en milieuprobleem was. Sluiting zou echter een grote aderlating zijn. De raffinaderij bood veel werkgelegenheid aan geschoold personeel.”
Het Eilandgebied had de neiging om te zeggen: ,,Dat is onze zaak.” Maar Hirsch Ballin vond dat de Isla paste bij de belangrijke onderwerpen waarover Nederland gevraagd en ongevraagd advies kan geven. ,,Het was een erg moeilijk onderwerp. De belangen waren welhaast onverenigbaar. Er was heel veel geld nodig om de raffinaderij te upgraden naar een situatie die aanvaardbaar was. Geld dat er niet was. Niet op Curaçao, niet bij ons en Venezuela maakte turbulente tijden door, met in 1992 twee coups tegen president Carlos Andres Pérez, die bovendien besloot dat er in het buitenland geen grote investeringen meer mochten worden gedaan.” Uitgerekend in dat jaar stond de verlenging van het leasecontract op de bestuurlijke agenda.
Nederland informeerde, adviseerde, en betaalde een duur onderzoek naar de haalbaarheid van een flexicoker op de raffinaderij. De opvolgers van Hirsch Ballin hadden een vergelijkbare houding. Gijs de Vries, Joris Voorhoeve, Thom de Graaf, Ank Bijleveld, Ronald Plasterk uitten hun zorgen, zetten informeel druk op de ketel, en vonden altijd wel een potje om advies en onderzoek (metingen) uit te betalen. Zo zijn ook de zogeheten Ecorys-onderzoeken uit 2011 en 2012 naar de toekomst van de Isla gedeeltelijk gefinancierd met Nederlands geld. Na de eeuwwisseling wordt de bemoeienis van het Nederlandse parlement intensiever. Begrotingsbehandelingen, vragenuurtjes en Kamervragen worden vooral door GroenLinks en de SP benut om de boosheid over de milieusituatie te ventileren. Bij bezoeken van de vaste Kamercommissie en fractieleiders aan Curaçao staat de raffinaderij altijd op de agenda. De verontwaardiging en dreigementen vallen op het eiland niet goed. ‘Nos mes por’, we kunnen het zelf. De schrijver Frank Martinus Arion beschuldigde de Tweede Kamerleden in 2008 van een ‘groot-Nederlands gevoel’. Het Nederlands parlement minacht volgens hem de andere delen van het Koninkrijk.
Bij de staatkundige veranderingen in 2010 veranderde er niets. Milieuzorg en volksgezondheid bleven een taak van het nieuwe land Curaçao. De Kamerleden gaan echter onverdroten door met interpelleren en geven opdrachten aan de minister, die op zijn beurt de handen machteloos omhoog steekt. Stichting Schoon Milieu Op Curaçao (Smoc) en een deel van de Tweede Kamer wijzen naar het Statuut dat voorziet in ingrijpen wanneer een van de landen van het Koninkrijk de mensenrechten schendt, de rechtsstaat ondermijnt en slecht functionerende instituties heeft. Plasterk is helder in zijn antwoord. ,,Je kunt de milieuverontreiniging door de Isla een misstand vinden, maar dat betekent niet dat de instituties niet functioneren.” Smoc heeft in 2013 het Europees Hof voor de Rechten van de Mens om een uitspraak gevraagd. Die laat op zich wachten.
Hirsch Ballin, die in 2010 nog enkele maanden Koninkrijksrelaties in zijn ministersportefeuille heeft, ziet een uitweg. ,,Ik constateer dat het accent steeds sterker wordt gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van de landen in het Koninkrijk. Dat leidt tot erosie, hoewel iedereen baat heeft bij een verdieping van de relaties.” Hirsch Ballin is een pleitbezorger voor het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op het beleid van het Koninkrijk. Dat geldt ook voor de internationale economische relaties. Curaçao, Aruba en Sint Maarten zouden dan ook beter kunnen inspelen op de relaties van de
Europese Unie (EU) met Noord- en Zuid-Amerika. Als Landen en Gebieden Overzee (LGO) hebben zij een beperkte relatie met de EU, maar er is een perspectief op intensivering daarvan, eventueel ook als Ultraperifeer Gebied (UPG) binnen de structuren van de EU. ,,Het is jammer dat eerdere pogingen daartoe zo snel werden afgewezen. De voordelen zijn echter groot. Als voor UPG gekozen wordt, komt een sociaaleconomisch programma op gang met EU-middelen. Daartoe behoort ook een verbetering van het milieu rond de raffinaderij. Het kan nog steeds!”
Hij vindt dit een voorbeeld hoe de landen van het Koninkrijk inhoudelijk meer betekenis aan hun relatie kunnen geven. ,,Er zijn nu grosso modo twee modaliteiten. Tussen de landen van het Koninkrijk worden onderling redelijk vrijblijvende informatieve gesprekken gevoerd of het mes van (verscherpt) toezicht komt op tafel. We moeten ophouden om het Koninkrijk uitsluitend als politieke relatie te definiëren. In de politiek zit altijd spanning, maar zeebiologen en rechters maken geen ruzie met elkaar. Die hebben het over hun vakgebied. Ik zie een derde weg, die van de gezamenlijke beleidsontwikkeling. Ik verwacht er geen wonderen van, maar het kan wel helpen om de zwaarte, betekenis en het politieke draagvlak van het Koninkrijk te vergroten.” En toegespitst op de Isla: ,,Ga niet tegenover elkaar staan, maar benut alle deskundigheid die het Koninkrijk in huis heeft.”
Buren blijven elkaar in de ogen kijken
Onderschat de betekenis van Rijsttafel Indonesia in de Mercuriustraat in Willemstad niet. Na harde onderhandelingen volgde vaak daar een gemoedelijke maaltijd in dit gerenommeerde Indonesische restaurant. ,,De Venezolanen vonden het daar geweldig. Dat kenden zij helemaal niet, daar konden wij hen blij mee maken”, weet Clark Gomes Casseres die in 1985 als ‘olieambtenaar’ aan de onderhandelingstafel zat met de Venezolanen. Onderhandelen met het mes op de tafel maar daarna gezelligheid en warmte, want beter een goede buur dan een verre vriend.
Venezuela en Curaçao hebben een nauwe, ingewikkelde relatie met elkaar. Dat heeft te maken met de ligging, het staatsverband in het Koninkrijk en de olie. Behalve familiebanden zijn er gedeelde historie en economische verwevenheid. Het eiland ligt zo kort voor de kust Venezuela dat het - soms meer, soms minder - belangrijk is voor de binnenlandse politiek daar. Curaçao ligt voor Venezuela op de grens van twee werelden.
De olie voegde vanaf 1915 een nieuwe dimensie toe aan die relatie, waarbij aanvankelijk de multinationals de hoofdrol speelden. Shell stuitte zelden op voorwaarden van Caracas. Een pikant stukje gezamenlijke geschiedenis speelde zich af in 1929 toen de rebellenleider Urbina zich op het terrein van de Isla schuilhield voordat hij de gouverneur gijzelde, een schip vorderde en een volstrekt mislukte poging tot revolutie pleegde in Venezuela.
De olie heeft Curaçao ontegenzeglijk naar Venezuela getrokken, de relatie met andere Caribische eilanden is zwakker geworden. De nationalisatie van de olie-industrie op 1 januari 1976 had niet alleen verstrekkende gevolgen voor Shell. Het was de opmaat naar het vertrek van Shell in 1985, waardoor Curaçao eigenaar werd van de raffinaderij. De contacten met Venezuela kregen verschillende sporen. De internationale diplomatieke betrekkingen lopen via de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken. Daarnaast zijn er bilaterale bestuurlijke en politieke contacten tussen het land Curaçao en Caracas. In een ander spoor houden Curaçao en Venezuela elkaar omklemd als eigenaar en huurder van de raffinaderij. Een omhelzing waar slechts met grote moeite uit los is te komen. PdVSA is immers de meest voor de hand liggende exploitant van de Isla. Voor Venezuela is het prettig om dicht bij huis op een redelijk stabiel eiland een grote raffinaderij te hebben. Die wil je niet kwijt, zelfs al zou er verlies geleden worden.
Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten - www.fondsbjp.nl