OPINIE - Suriname, van massamoord tot El Dorado?
Door George Lichtveld
Nu de welgeslaagde Suriname Week achter de rug is kan men mij niet meer verwijten spelbreker te zijn indien ik thans de euforie rond dit Suriname-gebeuren tot wat meer gematigde proporties terug tracht te brengen. De Suriname Week had mede tot doel culturele- en handelsbetrekkingen tussen Curaçao en Suriname te bevorderen, een initiatief dat zowel door de lokale politici als door het bedrijfsleven volledig gesteund blijkt te zijn. De tijd voor de promotie van Suriname schijnt rijp te zijn, volgens ex-premier Eugene Ruggenaath gaat Suriname gouden tijden tegemoet, wordt het een waar El Dorado voor ondernemers als gevolg van de recente vondst van olie- en gasreserves in haar territoriale wateren.
Deze recent ontdekte bodemschatten zouden volgens deze zegsman tot broodnodige buitenlandse investeringen kunnen leiden en kunnen zorgdragen voor economische voorspoed en exponentiële groei en ontwikkeling in Suriname. Ik word wel even beduusd van deze redenering. Immers, op nog geen zeventig kilometer afstand van onze zuidkust ligt een land dat op een na over de grootste oliereserves ter wereld beschikt, desondanks zijn de levensomstandigheden aldaar zo slecht dat er meer dan 2 miljoen burgers wanhopig uit het land zijn gevlucht al vrezend voor hun bestaan. Venezuela is vervallen tot een failed country ondanks haar rijke olievelden, ondanks de vele delfstoffen, goud en mineralen die in het binnenland voor het grijpen liggen geldt het land als een triest voorbeeld van een totaal verrotte economie.
Het beschikken over bodemrijkdommen op zich zelve schept geen enkele garantie voor de economische ontwikkeling van een staat, daar zijn meer randvoorwaarden voor nodig. Het ontbreken van die randvoorwaarden is exact het probleem dat zich nu ook in Centraal Afrika afspeelt en welke de staatsgreep in Niger heeft doen ontvlammen en nu ook de hele Ecowas-landengordel in vuur en vlam heeft weten te brengen. Uiteindelijk draait het er allemaal om hoe met die rijkdommen in commercieel en politiek opzicht wordt omgesprongen, in Niger verwijt de militaire junta die de coup heeft gepleegd ex-kolonisator Frankrijk nog steeds van uitbuiting van hun uraniumcapaciteit. Dit doet op zijn beurt weer over het hele continent anti-koloniale sentimenten oplaaien.
Op deze problematiek in Afrika wil ik in dit stuk niet verder ingaan, ik wilde slechts aangeven dat het beschikken over bodemschatten in vele ontwikkelingslanden geenszins geleid heeft tot economische opleving en een verbeterd lot van de desbetreffende bevolkingsgroepen. Die burgers in de betreffende Afrikaanse landen zijn nog steeds straatarm, ondervoed en ontberen medische zorg en onderwijs, voor hen kleeft er geen enkel voordeel aan de uitwinning en verkoop van hun delfstoffen. Niet vergeten mag worden dat ook Suriname reeds heel lang de vruchten plukt van de exploitatie van haar bodemrijkdommen, Suralco (een dochteronderneming van Alcoa) exploiteert al sedert 1916 bauxiet- en aluinaarde-mijnen, ongetwijfeld heeft die industrie bijgedragen aan Surinames economische ontwikkeling maar gezien de uiterst slechte staat waarin het land zich thans bevindt rijst de vraag hoe bestendig die invloed wel is geweest. De nieuwe olievondsten kunnen in ieder geval niet beschouwd worden als een nieuw fenomeen dat bij toverslag Suriname uit de brand zal gaan helpen.
De voornaamste reden waarom ontwikkelingslanden die rijk zijn aan delfstoffen, toch niet in staat zijn om daar bestendig economisch voordeel uit te halen heeft te maken met enorme achterstanden in onderwijs en gebrek aan rechtstatelijkheid, beide elementen veroorzaken corruptie hetgeen de voornaamste oorzaak is van overheidsfalen. Ook in Suriname heerst(e) veel corruptie, onder het voormalige militaire coup-regime en de latere presidentiële regimes van massamoordenaar Desi Bouterse was het land overgeleverd aan zijn willekeur en aan dat van zijn kornuiten, de tussentijdse president Venetiaan die tot drie driemaal toe tot president is gekozen, de laatste keer toen hij 77 jaar oud was, kon ook niet voldoende ingrijpen en hervormen en moest uiteindelijk, na de verkiezingen van 2010 te hebben verloren, de staf weer overdragen aan topcrimineel Bouterse met alle gevolgen van dien.
Van de huidige president Santokhi wordt gezegd dat hij zich in hoge mate schuldig maakt aan nepotisme, een verwijt dat, als zulks waar blijkt te zijn, hem ook niet bepaald een toonbeeld maakt van een integere regeringsleider waar men zaken mee wilt doen. Daarnaast lijdt Suriname aan een imago-probleem, zolang Desi Bouterse niet achter de tralies is verdwenen en ook Brunswijk is aangepakt ontkomt het land niet aan de country-brand van een bananenrepubliek waarin de rule of law niet serieus wordt genomen. Het is ongekend dat een ex-president die voor massamoord veroordeeld is, na meer dan veertig jaar nadat die gruweldaad heeft plaatsgevonden, nog steeds vrij rondloopt enkel omdat hij er steeds maar weer in slaagt uitstel van gevangenzetting te bewerkstelligen en niemand pogingen durft te ondernemen om hem aan te pakken mede vanwege zijn betrokkenheid in de drugscriminaliteit. Dit is des te erger nu in het binnen- en buitenland bekend is dat hij nog steeds een belangrijke positie bekleedt in het Suri-kartel dat nauwe banden onderhoudt met o.a. de kartel de los Soles van Diosdado Cabello.
Ook Brunswijk is zwaar betrokken bij de drugshandel. Beiden hebben grote invloed op of maken (op al dan niet verholen manier) deel uit van de Surinaamse staatsmacht. Ik vraag de brave Sranang-boys die vanuit Curaçao de handel met Suriname trachten te promoten hoe zij denken met deze smet om te gaan, hoe zij aan buitenlandse partners de omgang met een land gaan verkopen dat tot op bijna het hoogste niveau geïnfiltreerd is door de transnationale georganiseerde misdaad. Suriname heeft nog net niet het Venezuela-imago van een ‘state embedded criminal network’ maar het staat er niet ver van af. Het is ontzettend jammer dat geen van de lokale Suriname-liefhebbers dit imago-probleem waar Suriname mee besmet is, tijdens de afgelopen feestweek aan de orde heeft gesteld, erkenning en openhartige bespreking van dat probleem zou een begin kunnen zijn geweest van een vanuit Curaçao aangespoord saneringstraject.
Feit is, you can’t have the cake and eat it’, men kan niet verwachten investeerders voor Suriname aan te trekken terwijl er aldaar niets wordt gedaan aan de risico’s die zij kunnen lopen op gebied van de dreiging door de georganiseerde misdaad, de aangetaste rechtstatelijkheid, het gebrek aan rechtshandhaving en de heersende corruptie.
George Lichtveld, Curaçao