Column Kavelaars: Nederland de klos
Zeer onlangs heeft het Hof van Justitie van de EU een interessant en belangrijk arrest gewezen dat de verhouding tussen Nederland en de Caribische delen van het Koninkrijk raakt. In het bijzonder gaat het om Aruba en Curaçao, maar het arrest heeft ook voor andere vergelijkbare gebieden betekenis. Dat het een belangrijk arrest is, kan worden afgeleid uit het feit dat het door de zogenoemde Grote kamer van het Hof van Justitie is gewezen die uit maar liefst 13 rechters bestaat.
Het gaat in het arrest in meer algemene zin om de verhouding tussen een EU-lidstaat, in casu Nederland, en de tot die lidstaat behorende Landen en Gebieden Overzee, de zogenoemde LGO’s. De Caribische delen zijn, zoals ongetwijfeld bekend, LGO’s van Nederland. De status van LGO regelt de verhouding tussen de EU en de LGO. Kort gezegd komt het erop neer dat slechts één onderdeel van het EU-recht van toepassing is op een LGO, te weten deel IV van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie (het VwEU). Dit deel IV bepaalt in feite dat goederen die hun oorsprong vinden in een LGO zonder invoerrechten kunnen worden ingevoerd in een lidstaat van de EU. Niet alleen in de ‘eigen’ lidstaat dus, maar alle lidstaten. Dat is dus een mooie faciliteit voor de LGO’s. Een probleem bij die regeling is echter wel dat goederen die niet hun oorsprong vinden in een LGO maar wel via een LGO naar de EU worden overgebracht - de zogenoemde doorvoer - buiten de regeling moeten blijven. Het is duidelijk dat anders op grote schaal misbruik zou kunnen plaatsvinden door export uit derde landen naar de EU via LGO’s te leiden. In de LGO-regels is dat allemaal uitvoerig geregeld. Maar daarnaast moeten de LGO’s dat ook feitelijk grondig controleren. Daar rust dus een belangrijke taak bij hen. Indien sprake is van goederen die hun oorsprong vinden in een LGO wordt een zogenoemde EUR.1-certificaat afgegeven door de LGO. Dat geeft dan aan dat de goederen zonder invoerrechten de EU in kunnen.
Wat is er in deze procedure nu aan de hand? Aruba en Curaçao hebben ten aanzien van bepaalde goederen dergelijke certificaten afgegeven, maar ten onrechte. De goederen bleken hun oorsprong niet te hebben op de eilanden en doorvoergoederen te zijn. Er was dus ten onrechte, voor circa 18 miljoen euro, geen invoerrecht geheven. Daardoor werden Nederland en Duitsland benadeeld, omdat de goederen daar waren geïmporteerd. De EU, in het bijzonder de Europese Commissie (EC), spande daarop een procedure aan tegen Nederland. In de eerste plaats omdat de EC van oordeel is dat Nederland ervoor moet zorgen dat zijn LGO’s het EU-recht op een correcte manier uitvoeren zodat de invoerrechten zouden zijn geheven. Maar in de tweede plaats komt een deel van de invoerrechten toe aan de EU. De EC meende dus dat de EU ook was benadeeld. Nederland onderkende uiteraard wel dat het was benadeeld maar meende dat EC aan het verkeerde adres was: Nederland kan niet aangesproken worden op een fout die door een LGO wordt gemaakt. Dan moet de EC de LGO maar rechtsreeks aanspreken. Nederland werd in dat standpunt overigens gesteund door het Verenigd Koninkrijk (VK); het VK heeft ook veel LGO’s en kennelijk speelt daar eenzelfde probleem. Overigens komt aan de positie van de LGO’s van het VK binnenkort een einde als de brexit daadwerkelijk in gaat. Het aantal LGO’s neemt dan sterk af.
Terug naar de procedure. Het Hof van Justitie oordeelde, kort gezegd, dat op grond van de zogenoemde gemeenschapstrouw waaraan de lidstaten van de EU zijn gebonden, Nederland ervoor had moeten zorgen dat Aruba en Curaçao hun procedures op orde hebben en juist toepassen. Daarmee is Nederland ook aansprakelijk voor de gevolgen als dat niet het geval is. Dat betekent onder andere dat het door de EU gederfde deel van de invoerrechten door Nederland moet worden afgedragen. Bovendien oordeelde het Hof van Justitie uitdrukkelijk dat ook vertragingsrente is verschuldigd. Het bedrag wordt nu immers veel later betaald dan het had moeten worden afgedragen. Het aldus ontstane rentenadeel moet worden vergoed.
Voor Nederland is dit uiteraard een vervelende kwestie. Het zal zich normaliter niet heel erg bemoeien met de uitvoer uit en doorvoer via zijn LGO’s. Deze procedure kan daar weleens verandering in brengen. Nederland zal een herhaling van dit soort zaken immers ongetwijfeld willen voorkomen. Maar het is stellig ook een signaal aan de LGO’s een goede controle uit te voeren op de doorvoer van goederen.
Peter Kavelaars is hoogleraar aan de University of Curaçao en aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.