Sluiting Isla een ramp?
In de editie van het Antilliaans Dagblad van zaterdag 7 juli 2018 komt op de voorpagina minister van Financiën Kenneth Gijsbertha aan het woord onder de kop van het hoofdartikel: ,,Sluiting Isla ‘een ramp’.” In de onderkop herhaalt Gijsbertha de mantra van de totale coalitie. Hij ‘waarschuwt’ voor de desastreuze gevolgen. De vraag die rijst is: Wie wordt er ‘gewaarschuwd’ door Gijsbertha? Het lezerspubliek van het AD? De totale bevolking van Curaçao? De Project Management Organisatie (PMO) die momenteel in opdracht van de regering ‘met man en macht’ aan het werk is om potentiële buitenlandse investeerders aan te trekken om de raffinaderij per 01-01-2020 over te nemen en te moderniseren? Of ‘waarschuwt’ Gijsbertha het College financieel toezicht (Cft), of waarschuwt hij de potentiële buitenlandse investeerders om op te schieten en snel een Memorandum of Understanding (MoU) te komen ondertekenen? Een waarschuwing is immers bedoeld om te worden geuit jegens degenen die in staat zijn het ‘dreigend gevaar’ af te wenden of te voorkomen.
De regering blijft krampachtig vasthouden aan die tunnelvisie waarbij Curaçao zich liever afhankelijk blijft maken van de eventuele (?) misschien (?) bereidwilligheid (?) van een buitenlandse entiteit om circa 6,5 miljard (!) dollar te investeren in onze aftandse raffinaderij, in plaats van te doen wat binnen onze eigen macht en onze eigen bevoegdheid ligt, te weten: de ontwikkeling van het Bullenbaai-gebied en de exploitatie van onze diepzeehaven te Bullenbaai in eigen beheer te nemen. Die twee trajecten bijten elkaar niet, ze kunnen naast elkaar gevolgd worden. Gijsbertha verzwijgt wijselijk dat van het benodigde investeringsbedrag ongeveer de helft bestemd is tot saneringskosten van de milieuverontreiniging die de afgelopen 33 jaar door PdVSA is veroorzaakt. Let wel: niet door de aspirant-buitenlandse investeerder is veroorzaakt. De regering steekt gewoon haar gezamenlijke hoofd in het zand en doet alsof ze niet terdege beseft dat al die buitenlandse investeerders tegen dat hoge prijskaartje van de saneringskosten zitten aan te hikken, temeer daar niet zijzelf die milieuschade veroorzaakt hebben. Nee, de regering houdt liever krampachtig vast aan ‘wishful thinking’.
In de eerste kolom halverwege meent Gijsbertha het Cft te kunnen pareren met: ,,Uiteraard wordt er door de regering met man en macht gewerkt om ‘ervoor te zorgen’(!) dat ook na 2019 raffinage van olie op Curaçao plaatsvindt (...) Daar gaan we geen risicoanalyse voor maken, want als je het aan mij (Gijsbertha) vraagt (...) zou een sluiting van de raffinaderij een ramp betekenen.” Onderaan de eerste/begin tweede kolom meldt hij dat er dan ook aan het Cft is uitgelegd dat er met man en macht gewerkt wordt om de continuïteit van de raffinaderij te garanderen (!). Incredible dat zo’n grenzeloze zelfoverschatting van de regering zo zonder blikken of blozen door een regeringswoordvoerder wordt gemeld aan ons allen, domme goedgelovige lezers (de verklaringen van Gijsbertha deed de minister van Financiën in de Staten, waar het Antilliaans Dagblad verslag van deed, red.). Bij zodanige afhankelijkheid van de bereidwilligheid van buitenlandse entiteiten, kan de regering ons niets ‘garanderen’ en de regering kan er evenmin ‘voor zorgen’ dat er na 2019 raffinage van olie op Curaçao plaatsvindt.
Regeren is vooruitzien, juist omdat de regering voorziet dat het sluiten van de Isla een ramp zou betekenen, juist dáárom is het geboden reeds nu een alternatief plan te ontwikkelen om de gevolgen van die ramp te mitigeren. Juist daarom is de risicoanalyse noodzakelijk, teneinde een adequaat antwoord op die ramp te vinden. Overigens is er weer sprake van een schromelijke overdrijving dat meer dan 4.500 personen direct of indirect werkzaam bij de Isla hun baan zouden verliezen, want als werkelijk de raffinaderij wordt gemoderniseerd tot een state-of-the-art refinery zullen hooguit 300 m/v daarin werkzaam zijn, want dan is de Isla voor 99 procent computergestuurd. En die vele onderhoudsbedrijven zullen ook niet langer nodig zijn om voortdurend (achterstallig) grootonderhoud te verrichten, want bij een spiksplinternieuwe raffinaderij is dat niet nodig.
Het wordt de hoogste tijd dat de regering het alternatieve ontwikkelingsplan nu daadwerkelijk oppakt, want dat traject kan gelijktijdig worden afgewikkeld met de verdere inspanningen met man en macht die de regering momenteel pleegt, maar waarvan een gunstige uitkomst niet door de regering kan worden ‘gegarandeerd’. Wij zijn voor 100 procent afhankelijk van ‘circumstances beyond our control’. Man en macht en uitentreuren herhaalde mantra’s kunnen daar geen nieuwe strategische partner/investeerder voor ons uit tevoorschijn toveren. Dáárom zeg ik: volg beide trajecten tegelijkertijd, ze bijten elkaar niet. Het ene kan onafhankelijk van het andere gevolgd worden.
Margué Nahar, Curaçao