Hoe Curaçao een beetje groter kan zijn
Het nieuwe regeringsprogramma is uit. In het Papiaments. Een heleboel bladzijden vol goede voornemens. Maar alleen voor een heel klein bereik. Want zo veel wordt er op ons Curaçao niet gelezen. Niet in het Papiaments, niet in het Nederlands, of in een andere taal. Misschien de studenten op de Universiteit van Curaçao enz. Maar die moeten studeren en hebben geen tijd om Curaçao een beetje groter te maken dan het nu klein aan het worden is. Of door de eindexamenleerlingen van de middelbare school, de bijna bursalen, voor hun studie straks op weg naar landen waar geen Papiaments gesproken wordt, anders dan alleen in familie of vriendenverband. Wel gepraat, heel veel gepraat. In het Papiaments. Op Curaçao. Ook ik doe mijn best.
Alleen als ik Papiaments spreek in Cuba, de Dominicaanse Republiek, Puerto Rico, of Colombia, dan verstaan ze mij niet, en moet ik overgaan op mijn middelbareschool-Spaans, ooit geleerd op de Surinaamse Algemene Middelbare School, de AMS. Net zo beroemd als ‘destijds’ het PSC.
Hoe kan Curaçao nu een beetje groter zijn? Of worden? Alleen de eigen taal, dan blijft ons (ei)land zo klein. Maar wij staan wel op toeristenbeurzen in Nederland, Brazilië, Colombia, Venezuela en de Verenigde Staten ons groot te maken, ons eiland te verkopen. In het Papiaments? Dan loopt het toeristenkapitaal gewoon door, want dat verstaan toeristen niet. En de meeste toeristen zijn toch eigenlijk een beetje erg makkelijk ingesteld. Zij willen alleen, zon, zee, zaligheid en een taal die zij verstaan en kunnen spreken, ook al doen zij dat ook niet zo goed, als in hun eigen moedertaal.
We proberen de Duitsers, Italianen, en Canadezen te verleiden om bij ons ‘op te komen warmen’, om hun winters te ontvluchten. In het Papiaments? Dan gaan zij liever naar Dominica, Antigua, Trinidad & Tobago, Barbados, of St. Kitts, want daar spreken ze tenminste Engels, naast hun eigen lokale taal. En de chauvinistische Fransen gaan liever naar St. Barths, St. Martin, Martinique of Guadeloupe, want daar spreken ze gelukkig alleen Frans. En dat spreken de Fransen veel liever dan welke ‘vreemde taal’ ook.
Alleen onze kleine hoogontwikkelde bovenlaag spreekt en schrijft meer talen dan alleen het Papiaments. Maar die houden je niet aan als je een verkeersfout maakt. Die bedienen je niet in een van de vele restaurants die ons eiland rijk is, om uit te leggen wat ‘Dradu’ is. Of een Keshi Yená of een Stoba Kabritu. Die wijzen je de weg niet wanneer je per ongeluk in de mondi verdwaald bent.
Natuurlijk moeten wij onze eigen taal spreken, leren, lezen en verder ontwikkelen. Want die taal hoort bij ons. Al driehonderd jaar. Wij zijn ook trots op onze multiculturele roots en samenleving, en de vele talen die in onze kleine ‘sub-gemeenschappen’ gesproken worden, zoals het Hindi, het Chinees, Engels, Frans, Spaans, Nederlands, Arabisch, Srenang Tongo, Patois, Vlaams, en wellicht nog veel meer talen en dialecten.
En dan is onze eigen taal, het Papiaments, de taal die ons allen bindt. Niet iedereen heeft het vermogen om talen te leren, want het Papiaments is geen makkelijke taal. En als wij, als tweede taal, zo de pest aan het (koloniale) Nederlands hebben, laten wij dan Engels als tweede taal invoeren. Op alle niveaus in ons land, van laag naar hoog, in woord en geschrift. Engels wordt ook in en op veel (ei)landen in onze regio gesproken. Het is de belangrijkste ‘toeristentaal’, de ‘lucht- en scheepvaarttaal’, de ‘IT/internettaal’ en andere ‘technische talen’. Ook zijn de belangrijkste studieboeken in het Engels geschreven. Of misschien Spaans, gelet op onze grote zuiderburen Venezuela en Colombia.
En over ruim vijftig jaar zullen we wellicht over moeten gaan op het ‘Algemeen Beschaafd Chinees’, het ‘Algemeen Beschaafd Indiaas’ of het ‘ABP’, het ‘Algemeen Beschaafd Portugees’. Om bij te blijven in de zich voortdurend wijzigende globalisering.
Maar laten wij onszelf in ieder geval nooit wegstoppen in alleen het Papiaments, omdat wij zo verongelijkt de pest aan Nederland en het Nederlands hebben. Althans sommigen van ons. Want dan blijven wij een piepklein (ei)landje, dat internationaal geen aandacht zal scoren, laat staan respect. Curaçao kan en mag best een beetje groter zijn. Bovendien verdient Curaçao dat ook. En wie van ons zou dat niet willen?
Reinoud van den Berkhof schrijft voor het Antilliaans Dagblad regelmatig opiniebijdragen.