Prestatieparameters voor politici deel 1
Hoe laat is het? Bijna 57 jaar na de autonomie als de Nederlandse Antillen en op weg naar één jaar Autonoom Land Curaçao. Als iemand kritiek levert op het gebrek aan positieve materiële ontwikkeling van de Yu’i Korsou - de doorsnee burger verdient ongeveer minimumloon; woningbouwstichting FKP (Fundashon Kas Popular) heeft al 30 jaar lang een wachtlijst ter grootte van 8.000 woningzoekenden; 37% van de middelbare scholieren eindigt als ‘dropout’ - en de gladtongige politicus geeft geheid als antwoord, dat 50 jaar een korte landontwikkelingsperiode inhoudt. Diezelfde politicus heeft echter, zeker als hij het tot minister of Statenlid heeft geschopt, een hele goede financiële positie. Zijn toegevoegde waarde is, afgezien van de bijdrage aan de ‘praat’schat (versus woordenschat) van de taal, in de meeste gevallen echter nihil. Ook het aantal niet nagekomen verkiezingsbeloftes groeit gestaag, alhoewel er in de zak verscheidene gelijksoortige beloftes zitten. Maar ja, de verpakking is steeds weer net iets anders.
Politicus.
Wat is een politicus eigenlijk waard? Is dat te kwantificeren? Hoe kunnen wij een systeem bouwen, waarbij de volksvertegenwoordiger of minister een minimale prestatie moet gaan verrichten over een bepaalde minimumperiode op basis waarvan zijn waarde wordt gemeten en bij gebrek waaraan hij er akkoord mee gaat om zijn Statenlidmaatschap of ministersfunctie neer te leggen? Meer dan dat zelfs: Hij is dan verplicht af te treden op grond van een contract!
Over de definitie van de evaluatieperiode kunnen wij snel een uitspraak doen: Eén jaar! Maar wat moet de parlementariër of minister in dat jaar volbrengen? Wat in Godsnaam behoort een Statenlid of minister eigenlijk wel te doen, ten overstaan van het uitstekende salaris en secundaire voorwaarden die wij hen betalen? Behalve reizen dan en hun uitgebreide kletspartijtjes op radio en televisie!! En o, ja, met hun mooie en dure kleren pronken als ware zij modeshowmodellen!!
De volksvertegenwoordiger is lid van de zogenaamde wetgevende macht. De macht verantwoordelijk voor het maken van de wetten. Eigenlijk eerder de goedkeuring ervan; in de praktijk van ons systeem komen de wetmakende initiatieven, de zogenaamde wetsontwerpen, meestal van de ministers. De leden van het wetgevend orgaan hangen daar zo’n beetje bij; zeggen meestal hoogstens ‘ja (‘voor’) of ‘née’ (‘tegen’) of schrijven dat op een papiertje. Als ze al aanwezig zijn op het moment; dat is geen vaststaand feit. Een parlementaire prikklok, dat zou warempel geen overbodige luxe zijn. Maar met de wetenschap, dat een volksvertegenwoordiger, lid van het wetmakend orgaan slechts minimaal nieuwe wetten maakt, hebben wij ongetwijfeld een grondslag voor een minimale prestatiestandaard. Dat luidt als volgt: dat iedere volksvertegenwoordiger minimaal één nieuw, volledig uitgewerkt wetsvoorstel per jaar presenteert. Of in de plaats daarvan de modernisering van minimaal één oude wet. Curaçao heeft 21 volksvertegenwoordigers, hetgeen de belofte schept van minstens 21 nieuwe of opgewaardeerde wetten per jaar. Maar liefst 84 in de vierjarige ambtsperiode van zo’n dienaar. Vergeleken met de ‘output’ die ze nu hebben is dit revolutionair!! De volksvertegenwoordiger die niet aan de eis kan voldoen moet dan de eer aan zichzelf houden en aftreden. Zoals gezegd: dit is dan contractueel vastgelegd.