Boersema in de bocht
In het zeer tendentieuze artikel in de AD-editie van 5 januari 2012 staat centraal zijn bewering dat de actie om te persisteren in een screeningsproces voor de regering, staatsrechtelijk niet correct is en dat de acties in strijd zouden zijn met de regels rond de screening van de ministers en een inbreuk dreigen te maken op de privacy van de betrokken ministers.
Het verwijt dat de pressiegroepen staatsrechtelijk niet correct bezig zijn is natuurlijk een open deur intrappen, zoals ik reeds vaker heb betoogd vinden de huidige acties plaats buiten het staatsrechtelijke- of constitutionele regime, juist omdat het gebruikelijke constitutionele systeem in casu niet blijkt te werken. Nu kan de heer Boersema de vraag opwerpen wie het recht heeft om uit te maken dat het constitutionele systeem niet meer functioneert, die vraag moet hij dan ook voorleggen aan hen die in Italië ex-premier Berlusconi ten val hebben gebracht, aan hen die de Arabische lente hebben geïnitieerd alsmede aan de indianen in Bolivia die middels hun protestmars (dus ook buiten-constitutioneel) het in acht nemen van hun belang door een dwarsliggende en autoritaire president hebben afgedwongen. Burgers van deze tijd accepteren gewoon niet meer om geringeloord te worden door machtshebbers, zo simpel ligt dat.
Wij beschikken thans over een flut-parlement dat ondanks zware aantijgingen en verdachtmakingen aan het adres van enkele ministers, te kennen heeft gegeven daarover niet eens een onderzoek in te willen instellen. Door die achteloze en onverantwoordelijke houding in te nemen, plaatst onze volksvertegenwoordiging zichzelf aan de zijlijn en heeft het volk, dat immers ondeugdelijk wordt vertegenwoordigd, alle recht om rechtstreeks voor haar belang van behoorlijk en integer bestuur op te komen.
Het doel van staatsrecht is om evenwicht te scheppen in machtsverhoudingen tussen overheid en burgers met als oogmerk het belang te dienen van het volk. Dat belang staat centraal en niet de regels; als de regels falen dan is creatief ingrijpen op zijn plaats. Er bestaan inderdaad geen constitutionele voorschriften van hoe dat moet gebeuren, het verstoorde krachtenveld verplaatst zich dan immers vanuit het constitutionele regime naar een ongedefinieerd gebied van creatieve politieke invulling die in zijn meest extreme vorm in ‘vechten’ ontaardt (staatsgreep, revolutie, burgeroorlog, enzovoort). Naar dat laatste wil gelukkig niemand toe.
De heer Boersema beticht de pressiegroepen ervan hun acties om politieke motieven te ondernemen. Dat klopt volledig indien onder ‘politiek’ wordt verstaan invloed na te streven om veranderingen aan te brengen in machtsverhoudingen. Het gaat hier dus niet om ‘partijpolitiek’ maar om een alles overstijgend belang de rechtsstatelijkheid van het land te herstellen. Die is thans immers danig geschonden.
Het feit dat het OM gesteld heeft geen redenen te vinden voor het instellen van een strafrechtelijk onderzoek pleit de betreffende ministers beslist niet vrij van de verweten aantijgingen. Het standpunt van het OM betekent slechts dat om redenen van procedurele, beleidsmatige of wettelijke aard men het inzetten van een vervolgingstraject niet opportuun acht. Op grond van het opportuniteitsbeginsel mag het OM daartoe besluiten.
Maar daar waar het OM zijn grens legt, begint het werkterrein van de private onderzoeksbureaus. Die mogen weliswaar niet vervolgen maar zijn wel bevoegd om door middel van onderzoek gegevens te vergaren die strafbare feiten kunnen blootleggen. Dat is hun taak, daar verdienen zij hun geld mee, daar is niets verkeerds aan. Daarbij is het natuurlijk niet uitgesloten dat persoonlijke en privégegevens in de openbaarheid komen, maar het belang van de bescherming tegen inbreuk op de privacy van de betrokken ministers weegt natuurlijk bij lange na niet op tegen het belang van het van corruptie opschonen van onze regering.
De heer Boersema moet niet vergeten dat de aantijgingen niet komen uit de koker van een of andere politieke partij of uit de koker van een op wraak beluste fanatieke politieke tegenstander. De aantijgingen vinden hun grondslag onder meer in een uitgelekt memorandum van onze lokale inlichtingendienst alsook in mediaberichten uit Sint Maarten, uit Dominica en uit Italië. Dat alles is dus niet hier bekokstoofd maar komt op ons af vanuit het regionale- en internationale platform.
Het verbaast mij ten zeerste dat de heer Boersema totaal geen waarde hecht aan zware aantijgingen zoals mogelijke betrokkenheid bij de internationale criminaliteit en betrokkenheid bij terroristische organisaties en dat hij die informatie schijnt af te willen doen als louter (partij)politiek gemotiveerde zwartmakerij. Van een staatsrechtsgeleerde die ook de ethiek hoog behoort te dragen zou je eerder een fel betoog mogen verwachten voor herstel van onze integriteit, wetende immers dat zonder die integriteit van bestuur het nauwelijks zin heeft om zich druk te maken om staatsrechtelijke structuren en regeltjes. Uitgaande daarvan valt het betoog van de heer Boersema totaal niet te begrijpen.
In ieder geval mag ik de pressiegroepen aanmoedigen om met hun streven voort te gaan, die zijn wel degelijk goed bezig en met een goede coördinatie van acties zal hun inspanning ook wel degelijk leiden tot waardevolle gevolgen voor ons land.
George Lichtveld, bestuurslid PAR