Analyse: Huisartsen onheus bejegend
Wat iedereen zag, werd door overheid ontkend: bij leeftijdsgrens acuut tekort
Analyse redactie
Het Land Curaçao heeft met de jongste uitspraak van het gerecht inzake de huisartsen het deksel op de neus gekregen, zoals een oud Nederlands spreekwoord zegt. De in 2019 eenzijdig ingevoerde leeftijdgrens voor huisartsen is discriminatoir, heeft geen doelmatigheid, levert geen financiële besparing op en - vooral - zou bij uitvoering zeer slecht uitpakken met onmiddellijk een (extreem) tekort aan lokale huisartsen. Een fout besluit dus en slecht regeringsbeleid. Hoe heeft het dan zover kunnen komen?
Eerst even wat feiten: De huisartsen op Curaçao zijn allen medewerkenden in de zin van de Regeling Medewerking aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) 1960. Ongeveer 90 procent van de tegen ziektekosten verzekerden op het eiland is bvz-verzekerd (basisverzekering ziektekosten). De huisartsen leveren medische zorg aan de bvz-verzekerden tegen een vast abonnementshonorarium van momenteel 183 gulden per jaar per ingeschreven patiënt. De Curaçaose Huisartsen Vereniging (CGV) behartigt de beroeps- en maatschappelijke belangen van de huisartsen van Curaçao.
Per 1 februari 2013 is de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (bvz) ingevoerd. Deze landsverordening is destijds beschouwd als een geprioriteerd hervormingstraject in de gezondheidszorg vanwege de (verslechterde) financiële situatie van het Land.
In verband met de Rijkswet financieel toezicht (Rft), in 2010 in werking getreden, heeft het College financieel toezicht (Cft) in een memo van oktober 2018 verschillende afspraken opgenomen die zijn gemaakt met de regering van Curaçao om te komen tot duurzame en houdbare overheidsfinanciën. Daarin is onder meer opgenomen dat het Land, in verband met de hoog oplopende kosten mede door het nieuwe ziekenhuis CMC (Curaçao Medical Center), ervoor zorg dient te dragen dat in 2019 de nodige maatregelen worden genomen om een kostenbesparing in de zorg van minimaal 59 miljoen (per jaar) te realiseren.
In december 2018 is bij landsbesluit de Taskforce Marktordening en Financiering Zorgsector - onder voorzitterschap van Caryl Monte - ingesteld, met als taak om aan de regering aanbevelingen te doen met betrekking tot maatregelen die genomen kunnen worden om tot een kostenbesparing van 59 miljoen te komen. De taskforce heeft op 4 maart 2019 een rapport uitgebracht.
Dit rapport vormt de basis van het nu (door de huisartsen) omstreden Landsbesluit nadere criteria zorgcontracten dat op 12 juni 2019 is gepubliceerd. Daarin staat dat de zorgcontracten (alleen) gelden voor de individuele medische beroepsbeoefenaar die de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen (zoals bedoeld in de Landsverordening aov) ‘nog niet is bereikt’. De leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen als bedoeld in de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (aov) ontstaat is 65 jaar.
In de toelichting staat dat de invoering van de leeftijdsgrens enkel de relatie tussen de beroepsbeoefenaar en de uitvoeringsorganisatie (SVB in verband met de bvz) betreft; niet de beroepsbeoefening zelf. Invoering van een leeftijdsgrens ‘bevordert de planning van de uitvoeringsorganisatie gericht op het waarborgen van voldoende individuele beroepsbeoefenaars op de lange termijn’.
De inwerkingtreding is gesteld op 1 januari 2020, zogenaamd opdat er tussen de datum van bekendmaking en de inwerkingtreding voldoende tijd beschikbaar zou zijn voor de stakeholders om de zorgcontracten voor te bereiden, aldus de nota van toelichting.
Op 14 augustus 2019 was het zover; bij brief van die datum met als onderwerp ‘zorgcontract’ is aan de SVB-medewerkenden - waaronder ook de huisartsen - het bericht gestuurd: er wordt geen zorgcontract aangeboden aan degenen die per 1 januari 2020 de aov-leeftijd (van 65 jaar) hebben bereikt. Concreet betekent dit dat deze groep niet meer in aanmerking komt voor de bvz-vergoedingen.
Dit viel niet in goede aarde bij de medici. Nog voor de jaarwisseling 2019/2020 is door de Vereniging Medisch Specialisten Curaçao (VMSC) een kort geding aangespannen tegen het Land. Een aantal van de huisartsen spande eveneens een kort geding aan. Dat kort geding is ingetrokken nadat door het Land is aangegeven dat er een ‘overgangsregeling’ zou komen.
In de rechtszaak door VMSC tegen het Land is op 21 november 2019 vonnis gewezen. Het gerecht gaf aan het met de VMSC van oordeel te zijn dat, rekening houdend met de belangen van de (vrijgestelde) medisch specialisten, in het bijzonder de rechtszekerheid meebrengt dat met betrekking tot de leeftijdsgrens ‘een overgangsregeling niet mag ontbreken’. Intussen was gebleken dat, nadat de VMSC het geding aanhangig had gemaakt, de regering stappen had genomen om tot een overgangsregeling te komen. De VMSC gaf aan dit eerst te willen zien, om het te geloven. De uitkomst was dat het vonnis luidde dat het land wordt verboden ten aanzien van de leden van de VMSC toepassing te geven aan het Landsbesluit ten aanzien van de leeftijdsgrens, zolang er geen overgangsregeling is.
Die overgangsregeling kwam er, hoewel last minute op 30 december 2019. Samengevat is opgenomen dat voor medische beroepsbeoefenaren die op 1 januari 2020 de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt of daarna zullen bereiken in beginsel een overgangsperiode geldt van drie jaar - tot 1 januari 2023. Om zich in te dekken voor het geval er sprake is van het toen al zichtbare capaciteitstekort, werd de mogelijkheid van ontheffing van de leeftijdsgrens opgenomen.
Want wat voor iedereen en zeker voor de huisartsen al duidelijk was, maar door de overheid eerst zelfs ontkend, is dat er een serieus tekort dreigt. Per januari 2020 telt Curaçao 86 bij de SVB ingeschreven medewerkende huisartsen, waarvan 58 in een solopraktijk en 28 in tien verschillende samenwerkingsverbanden. Daarvan waren er per juli jongstleden 34 huisartsen boven de 65 jaar.
Dat is nu, maar ook een paar jaar terug op het moment van de inwerkingtreding van het landsbesluit, was dat natuurlijk al bekend. Alleen de overheid wilde het niet erkennen of was blind voor de realiteit. Maar rekenen kan iedereen. Want toen het - nu door de rechter ontbindend verklaarde (deel van het) landsbesluit - van toepassing werd waren er op Curaçao 97 huisartsen actief (dat zijn er 11 meer dan begin dit jaar), waarvan ruim 30 zestigplussers en 20 huisartsen op dat moment al boven de 65 jaar. ,,Het onverkort tenuitvoerleggen van het Landsbesluit leidt tot een acuut en onaanvaardbaar huisartsentekort”, zo bracht de huisartsenvereniging CHV terecht in.
Want huisartsen zijn voor 90 procent van hun inkomsten afhankelijk van de SVB. Door het landsbesluit zouden zij geen zorgcontract meer krijgen, terwijl dit ‘zonder enig voorafgaand overleg’ tot stand is gekomen (er was/is geen plan bekend en er is ook nooit overleg gevoerd met bijvoorbeeld de CHV). En dit grote nadelige gevolgen heeft voor de huisartsen; het is uiteraard niet reëel om een praktijk te draaien op alléén particulier verzekerden.
Maar óók en vooral is dit nadelig voor het Land en de Curaçaose gemeenschap (als die daadwerkelijk zou komen te zitten met zo’n enorm tekort aan huisartsen). Het heeft tot gevolg dat de kwaliteit van de zorg ernstig in het gedrang komt. Er zijn dan namelijk plotseling een heleboel huisartsen minder om de noodzakelijke huisartsenzorg te verlenen. Enkel een overgangsregeling neemt dit niet weg. Enerzijds zal de regering nu daartoe gedwongen rekening moeten houden met de overwegingen en het oordeel van het gerecht - het gaat dan om gerechtvaardigde leeftijdsdiscriminatie - maar anderzijds dient er een realistisch plan te komen voor de invulling van de vele (tientallen) vacante posities voor huisartsenpraktijken die de komende jaren hoe dan ook zullen komen. Kostenbesparing in de gezondheidszorg? Ja. Doelmatige marktordening? Ook ja. Met name dat een goede doorstroming plaatsvindt, waarbij oudere huisartsen op enig moment plaatsmaken voor jongere huisartsen; met de kanttekening dat (ook volgens het gerecht) niet is gebleken dat de oudere huisartsen de doorstroming van jongere collega’s tegenhouden, integendeel zelfs. Maar in plaats van hen onheus te bejegenen, kan de overheid dit beter realiseren in volledige afstemming en goede samenwerking met de bestaande huisartsen, om er alles aan te doen te voorkomen dat het regeringsbeleid leidt tot het door CHV terecht gevreesde ‘acuut en onaanvaardbaar huisartsentekort’.