Commentaar: Dienstbaar zijn
‘Dienstbaar zijn richting de patiënt’. Dat is de spijker op z’n kop in verband met de problematiek bij het OK-complex (operatiekamers) van het Curaçao Medical Center (CMC). ,,Het gevoel van roeping bij het OK-personeel lijkt te zijn verdwenen”, noteert de Inspectie voor de Volksgezondheid uit de mond van het medische staf bestuur (MSB). ,,Ze zien hun werk vooral als verplichting in plaats van dienstbaar te zijn aan de patiënt.” Het is zeker niet het énige probleem waar het CMC en dan in het bijzonder de OK mee kampt, maar essentieel is het wel. Toewijding en liefde voor het vak zijn altijd basisvoorwaarden voor elk beroep en het welslagen van een organisatie, een sector en zelfs een land. Niet voor niets omschrijft de inspecteur-generaal het in zijn rapport als een ‘cultuur’. De bedrijfscultuur kan allesbepalend zijn. Voor de sfeer op de werkvloer én voor de collectieve output.
Teruggaan naar de tijd van de zusters uit Brabant, van de orde van de Zusters Franciscanessen, voor wie het in veel gevallen een enkele reis naar Curaçao was om zich hier met hart en ziel in te zetten voor de zorg aan de bevolking van Curaçao en die dag en nacht beschikbaar waren omdat zij op de zolder van het hospitaal in kleine chambrettes woonden; dat is natuurlijk onmogelijk. En ook niet nodig. Maar het is de taak aan allen - de hele keten - om te zorgen voor optimale zorg- en serviceverlening. In verticaal opzicht: van Gezondheidsminister, ministerie, Inspectie, raad van bestuur (RvB), managementteam, afdelingshoofd en medisch specialist tot aan zorgmedewerkers, waaronder OK-personeel; maar ook keukenpersoneel en (onderhouds)technici. Of omgekeerd, want elke schakel is even onmisbaar en daarom belangrijk. En ook in horizontaal opzicht: collega’s onderling, die elkaar motiveren en aanmoedigen. Niet alleen wat moet gebeuren, maar ‘to go the extra mile’. Juist in tijden dat het tegenzit.
Niemand zal ontkennen dat de werkomstandigheden zwaar zijn. Het soort werk alleen al, maar vooral met nog altijd de naweeën van de coronapandemie, die sowieso een zware wissel heeft getrokken op de gezondheidszorg in het algemeen. En als er dan bovendien ook weinig uitzicht is op verbetering en medewerkers het ziekenhuis verlaten, dan kan dat ontmoedigend zijn. Het is dan allereerst aan de directie (de RvB) en van daaruit gedelegeerd de chefs en coördinatoren om te zorgen voor een zo optimaal mogelijke sfeer. Om het gevoel te creëren dat iedereen zijn schouders eronder zet. Dat geldt óók voor de vakbond, in dit geval CBV, die ondersteunend dient te acteren in plaats van opruiend, soms al bij het minste of geringste. De minister moet een goede balans vinden tussen enerzijds een luisterend oor te bieden aan werknemers en hun grieven, maar anderzijds niet op de stoel van het CMC-bestuur te gaan zitten. Dat kan misschien om electorale redenen aantrekkelijk lijken, maar werkt ondermijnend en gaat vroeg of laat ten koste van het arbeidsethos. Het heeft een negatieve uitwerking op de ‘cultuur’ binnen OK en CMC.
De inspecteur heeft de vinger op de zere plek gelegd. Hij zal - om in zorgtermen te spreken - de vinger aan de pols houden. Terecht. Maar at the end of the day komt het erop neer dat iedere schakel, iedere persoon zijn beste beentje voorzet. Dienstbaar is.
By the way: dat is van toepassing op de OK met zo’n 40 fte’s (full time equivalents) en het CMC met ruim 1.250 personeelsleden, maar uiteraard ook voor álle beroepsgroepen en sectoren op Curaçao met zo’n 150.000 zielen. Vooral het toerisme, langzamerhand dé belangrijkste pijler van de economie, vergt een grote mate van dienstbaarheid. Als dat de inkomsten, welvaart en het welzijn brengt die het eiland nodig heeft, is daar niets mis mee. Hulp, technische bijstand, ondersteuning van buitenaf zijn welkom, maar uiteindelijk moeten de mensen op Curaçao het zelf doen. Roeping is dan niet altijd nodig of mogelijk, maar wel bezieling en inzet.