Staat van toerisme
Elke maand laat toeristenbureau CTB met gepaste trots weten hoeveel er de voorbije periode aan de toeristische industrie is verdiend. In de eerste vier maanden van dit jaar was dit 389 miljoen gulden. Daar zit een rekenmodel achter, wat voor de gewone man verder moeilijk te volgen is, maar het zegt iets. De publicaties gaan gepaard met veel cijfers over het verblijfstoerisme, de dagjesbezoekers en de cruisepassagiers. Overheidsorganisatie CTB weet hier doorgaans een positieve draai aan te geven en legt de nadruk op de groeisectoren en duwt de minder gunstige ontwikkelingen naar de achtergrond. Dat is niet vreemd; dat doen álle toeristenorganisaties, zeker als ze aan de overheid gelieerd zijn. En dat is oké, zolang de informatie maar eerlijk, correct en verifieerbaar is, want niemand heeft iets aan cijfers of statistieken die niet deugen.
Er zijn overigens wel degelijk redenen voor optimisme in het Curaçaose toerisme. Zo lijkt er eindelijk schot te komen in meer broodnodige airlift - infrastructuur door de lucht - naar het eiland. Copa uit Panama, Avianca uit Colombia, American uit Miami/Charlotte, JetBlue uit New York, Air Canada uit Toronto/Montreal en Condor vanaf Frankfurt: allemaal hebben ze aangekondigd de frequenties te verhogen. En niet te vergeten, KLM en concurrent TUIfly hebben dat al gedaan en voeren de capaciteit telkens verder op. Dat zijn goede ontwikkelingen die leiden tot meer stoelen en dus meer gasten die Curaçao kunnen bereiken, hoewel door monopolistische toestanden op diverse routes de ticketprijzen nog erg hoog zijn. Zo kan het gebeuren dat Miami of Bogota bijna even duur is of zelfs duurder dan Amsterdam. Concurrentie doet wat dat betreft wonderen.
Toerisme is op veel omringende eilanden allang dé (enige) motor van de economie. Door het langzaam wegvallen van andere sectoren op Curaçao, zoals de internationale financiële dienstverlening en de onzekerheid rond de raffinaderij, komt ook hier de focus steeds meer op toerisme te liggen. Nu al de voornaamste economische pijler is het zaak om de kwaliteit van het product (veel) beter te waarborgen. Het wegsturen van toeristen door Holiday Beach doordat de stroomrekening van Aqualectra al tijden niet is betaald, is funest voor het toerisme en het imago van Curaçao. De eigenaren in New York lijken zich hier echter weinig van aan te trekken, getuigt ook de slechte staat van het hotel.
Er zijn meer ‘probleemhotels’: Plaza en het voormalige Howard Johnson, die dicht zijn, en Kurá Hulanda en Hotel Otrobanda die het moeilijk hebben - om Sunset Waters bij Coral Cliff, dat al jaren een ruïne is, maar niet te noemen. Er zijn andere hotels waar het onderhoud, en daarmee de kwaliteit, te wensen overlaten. Marriott wordt gelukkig gerenoveerd en uitgebreid. Curaçao kent grofweg hoteleigenaren en -exploitanten die continue investeren in herstel en upgrading (die resorts doen het goed en kunnen soms de hoogste ADR’s - average daily rates - in de regio vragen) en anderen die de eens prestigieuze resortcomplexen op grove wijze uitleven.
Een verantwoordelijke overheid en een moedige particuliere belangenvereniging, in dit geval Chata, doen er goed aan hotels niet alleen te controleren op naleving van wettelijke voorschriften, maar daarnaast ook een keurmerk te introduceren waar een gastenverblijf minimaal aan dient te voldoen. Corrigerend en handelend optreden, desnoods op kosten van de eigenaren, en in het uiterste geval gevolgd door onteigening. In het belang van de belangrijkste collectieve bron van inkomsten: het toerisme.