Ja tegen humanitaire hub
Premier Eugene Rhuggenaath (PAR) had zijn nationale toespraak afgelopen week beter of óók kunnen gebruiken om de mogelijke ‘hubfunctie’ van Curaçao voor humanitaire hulp aan Venezuela nader uit te leggen. Na plaka chikí (tot in de puntjes), zoals dat heet. Want dat onderwerp is begrijpelijk het gesprek van de dag. Hoewel niet zonder risico’s - maar het leven is nu eenmaal niet risicoloos - moet in eerste instantie toch vooral positief worden aangekeken tegen deze mogelijkheid. Dit aanbod. Wie kan nu tégen humanitaire hulp, aan mensen in nood, zijn? Het antwoord is: alleen degene die verantwoordelijk is voor dat menselijk leed. Als buurland bestaat er zelfs een verplichting om humanitaire hulp te verlenen. Dat staat vóór alles en heeft niets te maken met politieke voorkeur of wat voor partijdigheid dan ook. Als de leider van een land bewust zijn bevolking laat verhongeren of sterven door gebrek aan medicijnen en primaire levensbehoeften, mag de rest van de wereld de ogen niet sluiten of de andere kant op kijken. Dat geldt in het bijzonder voor de regio, zoals de Zuid-Amerikaanse landen van de Grupo de Lima. Intussen zijn er tientallen naties die Nicolás Maduro niet langer steunen, waaronder het Koninkrijk. Curaçao maakt van beide onderdeel uit.
Er bestaat verzet bij (vooralsnog een groot deel van) de vakbonden, aangevuurd door de Isla-bonden PWFC en Apri die van oudsher een sterke band hebben met (lees: onder invloed staan van) werkgever PdVSA, het Venezolaanse staatsbedrijf dat geleid wordt door een legergeneraal, daar aangesteld door Maduro. Wiens brood men eet, wiens woord men spreekt, hoewel de bonden er verstandig aan doen verder te kijken dan vandaag. De argumenten tegen zijn vooral opportunistisch: ‘We willen niet dat we gestraft worden door Maduro’.
Er bestaat ook onder neutrale personen twijfel. Begrijpelijk. Niemand wil in een ‘oorlog’ verwikkeld raken. Maar daar gaat het ook niet om. Integendeel. Het moet daarom allemaal weer, en vooral beter, worden uitgelegd. De kern van het betoog is: de risico’s zijn (beduidend) minder groot dan door tegenstanders wordt gesuggereerd. Het is puur een humanitaire missie, vergelijkbaar met wat Curaçao na de orkanen Irma en Maria heeft gedaan. De opposanten hiervan lopen vooralsnog qua beeldvorming achter de feiten.
Tegenstanders slagen erin zogenoemde ‘preconceived notions’ te herhalen. De USFOL op luchthaven Hato zal echter niet worden gebruikt. In nauw overleg met alle partijen zegt de regering bezig te zijn invulling te geven aan de spilfunctie van Curaçao, daarbij ook steeds het civiele karakter van de operatie benadrukkend. Curaçao is of wordt een steunpunt voor hulpgoederen. Die worden pas verscheept als de kust veilig is. Het is niet de bedoeling iets af te dwingen dan wel te forceren. Dat zou alleen maar in Maduro’s belang zijn.
Curaçao heeft ook een (eigen) belang: als iets de afgelopen paar jaar opnieuw duidelijk is geworden is het wel dat de toekomst van de Curaçaose economie is gelinkt aan die van Venezuela; de huidige neerwaartse trend is allesbehalve in Curaçaos voordeel, zoals ook het Internationaal Monetair Fonds (IMF) onlangs vaststelde. Dus als het goed gaat met Venezuela, gaat het in principe ook goed met Curaçao. Het gaat momenteel bar slecht in het buurland met weinig perspectief op verbetering, en dat merkt Curaçao in alle opzichten.
Hoewel de ‘huboperatie’ nog nader uitgewerkt moet worden, er nog diverse mitsen en maren zijn, speelt Curaçao zich hiermee bovendien regionaal en ook ver daarbuiten in de kijker. Deze week is de naam Curaçao door vrijwel alle serieuze media in Zuid- en Noord-Amerikaanse en Europese landen genoemd. In positieve zin. Als bondgenoot van de tientallen landen die zich de situatie in Venezuela aantrekken, straks mogelijk als locatie in een grootscheepse logistiek humanitaire actie. Met alle nadruk op humanitair.
Zoals gezegd, het is niet zonder risico’s - want Maduro is faliekant tegen, al is het omdat dit zijn falen blootlegt - maar Curaçao schaart zich hiermee aan de kant van (vrijwel) alle democratische regeringen in Latijns-Amerika. Datzelfde geldt ook voor de EU. Wie roept dat ‘we’ partij kiezen voor hen en de Verenigde Staten, kiest partij voor Maduro.
Curaçao als steunpunt voor het lenigen van menselijke nood in Venezuela, door voedsel en medicijnen te verstrekken: een klein eiland kan van groot strategisch belang zijn. In de internationale diplomatie zijn er geen garanties, maar de regering in Willemstad zou zijn werk niet goed doen als niet wordt ingezet op óók een beloning voor Curaçao in de vorm van reële en ruimhartige hulp en bijstand, mocht het onverhoopt misgaan met een andere zaak van nationaal belang: het voortbestaan van de Isla-raffinaderij.