Analyse: Curaçao staat voor kantelpunt
De vraag is hoe de Rijksministerraad (RMR) - lees: het kabinet van premier Mark Rutte (VVD) - reageert op het verzoek van de Curaçaose regering-Rhuggenaath om toepassing van artikel 25 van de Rijkswet financieel toezicht (Rft). Het verzoek komt erop neer dat Curaçao tijdelijk niet zo strak wordt gehouden aan de strenge begrotingsnormen, waarvan de belangrijkste is: het hebben van een sluitende begroting. Hiermee zou Curaçao de ruimte gegund worden die ‘nodig is in verband met het herstel van schade veroorzaakt door de buitengewone gebeurtenissen’.
Sint Maarten maakte na orkaan Irma al gebruik van deze ‘escape’ die artikel 25 Rft biedt en waar het International Monetaire Fonds (IMF) overigens voor pleit. Curaçao werd weliswaar niet getroffen door een natuurramp, maar gooit het op de effecten van de langdurige en diepe Venezuela-crisis. De brief van premier Eugene Rhuggenaath (PAR) aan zijn ambtgenoot Rutte, voorzitter van de koninkrijksregering, is doorspekt met argumenten die te maken hebben met de impact die de malaise in Venezuela heeft op het sociaaleconomische leven op Curaçao en daarmee op de economie. Deels geldt dit óók voor het derde Caribische land binnen het Koninkrijk, Aruba, maar de Arubaanse regering Wever-Croes deed (nog) geen vergelijkbaar beroep op de RMR. De gevolgen van de Venezolaanse crisis voor economie en financiën op de eilanden is onmiskenbaar, maar het mag geenszins de aandacht afleiden van het huiswerk dat in eigen land wel degelijk moet worden gedaan. Het rapport van de Commissie Begrotingsdoorlichting heeft duidelijk gemaakt dat er bij de overheid op Curaçao nog veel structureel mis is. Eventuele tegemoetkoming aan het artikel 25-verzoek, mag dan ook niet betekenen dat aandacht hiervoor verslapt. Integendeel. Er is iets grondig fout als de regering vooral ‘papieren bezuinigingen’ uitvoert. Of als 400 ambtenaren (zo’n 10 procent van de populatie) ongemotiveerd hun werk doen waarvoor ze door de gemeenschap worden betaald. Dezelfde ambtenaren die ondanks alle tekorten doorbetaling van loontredes, indexering en verhoging van 3 procent eisen, terwijl een groot deel van de werknemers in de private sector al tijden op de ‘nullijn’ zitten of hun baan zelfs verloren.
In de brief aan Rutte schrijft Rhuggenaath: ,,De norm van begrotingsevenwicht is in de Staatsregeling van Curaçao neergelegd en wordt volledig onderschreven door het kabinet als uitgangspunt voor stabiliteit, maar op korte termijn voldoen aan die norm zal onder de huidige omstandigheden een averechts effect hebben.” Met andere woorden: het is echt niet alleen omdat het College financieel toezicht er met de Rft als een soort Bijbel in de hand zo op hamert, maar een sluitende begroting is óók een eis van de hoogste eigen wet waar de regering zich aan wenst te houden.
Begrotingsevenwicht is echter ‘geen statisch feit’, aldus de premier in Fòrti, maar een resultante van constante inspanningen gericht op het balanceren van inkomsten en uitgaven, gegeven de economische ontwikkelingen. ,,De economie van Curaçao heeft zich onder de aanhoudende negatieve effecten van met name de crisis in Venezuela nog niet voldoende snel kunnen omvormen, waardoor zonder de nodige inspanning op korte en middellange termijn geen relevante groei wordt verwacht.”
Om de sociaaleconomische problemen op Curaçao ‘niet disproportioneel te verergeren’, en toch de begrotingsuitdagingen van 2019 het hoofd te bieden, overweegt het kabinet-Rhuggenaath om enkele van de voorgenomen maatregelen ‘in een meer geleidelijke vorm door te voeren’. En dan komt het hoge woord eruit: ,,Het behalen van begrotingsevenwicht in 2019 is geen realistische optie.” En dat geldt overigens eveneens voor volgend jaar: ,,Ook in 2020 verwacht het kabinet op basis van de huidige economische projecties dat geen begrotingsevenwicht bereikt zal kunnen worden”.
Op dit moment is het volgens de PAR/MAN/PIN-regering ‘cruciaal’ dat voldoende geïnvesteerd wordt in het herstructureren van de Curaçaose economie, in het bijzonder in het onderwijs en het overheidsapparaat ‘teneinde op afzienbare termijn zowel gezonde economische groei als de voorwaarden voor structureel begrotingsevenwicht te kunnen realiseren’.
Keynesiaans dus. Dat is op zich niets nieuws. Maar is investeren juist als het niet zo goed gaat. Vooral en juist als de economie in de min zit. Anticyclisch, met als doel dat het na de storm weer beter gaat of om de gevolgen van de storm wat te verzachten. De onlangs afgetreden minister van Economische Ontwikkeling, Steven Martina (MAN), had het eerder over een ‘perfect storm’. Alle tegenspoed kwam tegelijk. De Wet van Murphy’s, die zegt dat alles wat mis kan gaan ook echt misgaat, gaat niet (helemaal) op. Gelukkig doet het toerisme het redelijk tot zelfs goed. Maar inderdaad zit het Curaçao al een paar jaar fors tegen. Het einde lijkt bovendien niet in zicht (zolang president Nicolás Maduro in Caracas aan de touwtjes trekt) en het ziet er steeds meer naar uit dat het ergste nog moet komen: de vroegtijdige sluiting van de Isla-raffinaderij, nog vóór 31 december 2019, omdat de Venezolaanse staatsoliemaatschappij PdVSA het eenvoudigweg niet langer kan bolwerken.
,,Curaçao staat voor een kantelpunt”, schrijft de premier. ,,Het huidige kabinet zet nadrukkelijk in op herstel van vertrouwen: van de samenleving in een betrouwbare, integere overheid met geloof en perspectief op een betere toekomst, vertrouwen van ondernemers en investeerders, van de kapitaalmarkt en van onderling vertrouwen in de relatie met Nederland.”
De sociaaleconomische uitdagingen waarbinnen aan dit herstel van vertrouwen moet worden gewerkt, zijn evenwel groot en geven helaas ook ‘voeding aan sluimerende onrustgevoelens’, aldus Rhuggenaath heel realistisch aan Rutte. ,,De impact van de economische crisis en de huidige politieke onzekerheden in Venezuela op de economie van Curaçao zijn majeur, het raakt direct en indirect meer dan 25 procent van de economie van Curaçao, die al jaren achtereen in een recessie zit.” En kwart dus van elke gulden die wordt verdiend. Dat is voor élke economie - groot maar vooral klein - heftig.
,,Veel bedrijven en werknemers worden geraakt in hun bestaans- en inkomenszekerheid”, vervolgt het schrijven aan de RMR in Den Haag. ,,De werkgelegenheid neemt af, de werkloosheid loopt ook op. Dit geeft onrust in de samenleving. De economische basis van Curaçao als een kleine, insulaire economie is te smal en klein om deze problematiek - sociaal, economisch en budgettair - op korte termijn te kunnen opvangen en absorberen, ondanks de aanwezige economische potentie.”
Laat Rutte, die eerder dit jaar tijdens zijn bezoek aan Willemstad nog zichtbaar oprecht dikke maatjes was met ‘Eugene’, Rhuggenaath in de kou staan, zoals wijlen premier Miguel Pourier van dezelfde partij PAR destijds door Nederland met lege handen werd weggestuurd, met mede daardoor een uittocht van Curaçaoënaars naar Nederlandse steden en dorpen? Veel vraagt de Curaçaose regering overigens niet. Slechts flexibiliteit waar het gaat om toepassing van de stringente begrotingsnormen en dus het tijdelijk toelaten van tekorten (iets wat grote landen jaar in jaar uit hebben). En daarnaast, om de economische groei te stimuleren, om gedurende drie jaar minimaal 60 miljoen gulden jaarlijks extra te lenen ten behoeve van ‘high-impact’-investeringen in duurzame projecten met een structureel effect en in projecten die de sociale achterstand verminderen. Géén cadeautjes dus van Nederland, hoewel het Europese deel van het Koninkrijk momenteel de wind alleen maar mee heeft: overschotten en afnemende staatsschulden. ,,Bijna 21.600 euro per minuut”, becijferde de gezaghebbende krant NRC. Zoveel hield Nederland afgelopen jaar over op de gezamenlijke begroting. Het totale overschot op de rijksbegroting over heel 2018 bedroeg daarmee maar liefst 11.348.000.000 euro (ruim 11,3 miljard); een absoluut record en bijna het dubbele van waar rekening mee was gehouden. Curaçao vraagt dus geen gift - ‘het handje ophouden’, zoals dat door journalistiek Den Haag vaak neerbuigend wordt genoemd - maar slechts ruimte om extra te mogen lenen in deze extreem moeilijke tijden.
Het kabinet-Rhuggenaath wil in deze situatie ‘nadrukkelijk niet berusten’, maar het de goede kant uit laten kantelen. ,,De tering zal naar de nering moeten worden gezet”, zoals een goed Nederlandse gezegde luidt. De regering in Willemstad wil echter ook ‘geen onverantwoorde wissel op de toekomst trekken’ door, zoals de brief aan Rutte het scherp verwoordt: ,,Investeringen in onderwijs en opleiding van jongeren achterwege te laten, achterstallig onderhoud verder te laten oplopen en het sociale cement van de samenleving te laten afbrokkelen. Prioriteit hebben productieve, renderende investeringen voor duurzame economische ontwikkeling. De koninklijke weg naar economische zelfredzaamheid en zelfstandigheid van burgers.”
De ministers van PAR, MAN en PIN willen eigenlijk gewoon ‘in dialoog’ met het Nederlandse kabinet-Rutte. ,,Niet om van de eigen verantwoordelijkheid weg te lopen, wel om samen de juiste afwegingen te maken, de balans te vinden en de kracht van het Koninkrijksverband te gebruiken.” Met dit als uitgangspunt kán er niets mis zijn aan zo’n verzoek om een handreiking van het moederland. Is het niet uit medeleven of medeverantwoordelijkheid, dan wel vanuit het besef dat Nederland er zelf ook 100 procent bij gebaat is dat het goed gaat op het grootste eiland van het Caribisch deel van het Koninkrijk. Beter nu het nog kan zakelijk en vriendschappelijk met Rhuggenaath dan straks in paniek en vijandige sfeer als het (weer eens) te laat is. Het is zaak én koninkrijksbelang dat Curaçao de goede richting op kantelt.