Analyse: ‘Samen staan we sterk’
,,Samen staan wij sterk”, daar zijn de premiers Eugene Rhuggenaath (PAR) van Curaçao en Evelyn Wever-Croes (MEP) van Aruba het over eens. Zo lieten zij weten na afloop van hun tweedaagse bezoek aan Washington DC. Het was een vol programma dat in verband met de ‘joint mission’ aan de Amerikaanse hoofdstad is afgewerkt, daarbij volledig ondersteund en begeleid door de koninkrijksambassade en -ambassadeur. Het is precies de toegevoegde waarde van het deel uitmaken van een groter geheel: niet ieder voor zich, maar samenwerken en gebruik maken van elkaars sterke punten, bijzondere eigenschappen en ‘unique selling points’.
De ambassade in Washington is er niet alleen voor Nederland, maar ook voor de overige drie landen die het Koninkrijk telt: Curaçao, Aruba en Sint Maarten (en uiteraard de BES-eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die integraal onderdeel zijn van Nederland). Dat geldt voor álle diplomatieke posten van het Koninkrijk in de wereld. Buitenlandse Zaken is een rijksaangelegenheid. Dit biedt voor de Caribische delen van het Koninkrijk grote voordelen. Qua kosten (zij zouden onmogelijk zoveel ambassades kunnen bemensen, laat staan bekostigen) en wat betreft de entree tot grotere en machtige naties.
Nu liggen Aruba en Curaçao historisch gezien goed in Amerika, maar mede dankzij het Nederlandse Koninkrijk kregen Rhuggenaath en Wever-Croes relatief vlot en eenvoudig ‘red carpet’-toegang tot een reeks van voorname instanties in DC. Dat is, zeker gezien de huidige situatie in verband met de diepe crisis in Venezuela en de vergaande gevolgen die dit heeft voor de ABC-eilanden, van grote waarde. Niet eens om zich politiek te verbinden aan het Witte Huis van president Trump, maar om zich verzekerd te weten van toegang tot de juiste netwerken en daarmee de belangen van de eilandelijke bevolkingen te behartigen. Die missie is geslaagd, gezien de hoeveelheid instanties die werden bezocht, waaronder de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), maar ook USAid, State Department, Treasury, Office for Foreign Asset Control en US Chamber of Commerce, Worldbank.
Curaçao, Aruba, Sint Maarten en Nederland zouden vaker de krachten moeten bundelen om ‘samen sterker te staan’. Voor een deel zijn het elkaars concurrenten, zoals de eilanden op het gebied van toerisme, en Curaçao en Nederland (lange tijd) ten aanzien van de internationale financiële dienstverlening. Te vaak is het gebeurd dat de één de ander negatief afschildert of letterlijk op de zwarte lijst plaatst/laat plaatsen. Door samen te werken kan de gezamenlijke opbrengst (=winst) echter juist groter zijn.
Vooral in tijden van krimp en dreiging kunnen de koninkrijkspartners aantonen er te zijn om ‘elkander bij te staan’ - zoals het Statuut zegt - wat concreet zichtbaar werd na orkaan Irma op Sint Maarten in september 2017. Maar ook nu Aruba en vooral Curaçao hard getroffen worden door de effecten van de Venezolaanse crisis. Nederland kan en mag niet de andere kant opkijken als het gaat om het helpen adresseren hiervan; in de breedste zin, dus ook wat betreft de gevolgen voor de overheidsfinanciën, maar tevens de vluchtelingenproblematiek.
Verder dient ervoor gewaakt te worden dat de (ei)landen niet tegen elkaar worden uitgespeeld, zoals de regering in Caracas vorige week duidelijk probeerde door te stellen dat alléén met Aruba de grenzen weer opengaan en dat de blokkade met Curaçao en Bonaire blijft. Dit staaltje ouderwetse verdeel-en-heerspolitiek werd terecht direct afgewezen met de mededeling dat het Koninkrijk maar één grens kent. Bovendien kreeg het Venezuela van president Nicolás Maduro het deksel op de neus, doordat Aruba binnen een half etmaal officieel liet weten dat - omgekeerd - Aruba de grens met Venezuela dichthoudt.
Door gezamenlijk op te treden kunnen de koninkrijksdelen de grootste uitdagingen het hoofd bieden. Kritiek over en weer mag en is zelfs goed, maar iets meer verdieping in elkaars specifieke omstandigheden, vóórdat vergaande conclusies worden getrokken (lees: door middel van het belerende vingertje moties worden aangenomen), is dan wel een vereiste. Als de wil er maar is.