CBCS-president predikt vertrouwen
Bij zijn eerste publieke optreden met een spreekbeurt tijdens de jaarlijkse VBC-lunchbijeenkomst, heeft de nieuwe president-directeur van de Centrale Bank CBCS direct zijn visitekaartje afgegeven. De man die vanuit zijn eerdere functie bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF) talloze landen bezocht en analyseerde, schrikt niet terug van de enorme uitdagingen waar Curaçao momenteel voor staat. ‘Been there done that’, zo lijkt hij uit te willen stralen. Niet dat Bob Traa de problemen onderschat, integendeel: hij wil vanuit zijn rol als Centrale Bankier de koe bij de horens vatten en noemt het beestje bij zijn naam. Maar, zo relativeert hij, Curaçao is echt niet het enige en eerste land dat door zo’n structurele - ‘L-vormige’ - recessie gaat. Ook Nederland heeft decennia terug zijn portie gehad. En mochten ze dat in Den Haag zijn vergeten, is hij bereid de Nederlandse politici eraan helpen te herinneren. Hiermee en vooral met zijn voor de meesten in de volle zaal welkome uitspraak dat er een ‘speed limit’ (snelheidsbegrenzer) moet komen op het begrotingsbeleid - lees: het wegwerken van de tekorten - toonde Traa zich niet de gevreesde kille Europees-Nederlandse afgezant, maar eerder als een Curaçaovriend. Met zijn pleidooi voor een geleidelijke aanpak zit de CBCS-president meer op de lijn van het kabinet-Rhuggenaath en overigens ook zijn vorige werkgever IMF, en minder of niet op die van het College financieel toezicht (Cft) en de Rijksministerraad (RMR) ofwel de regering van de Nederlandse premier Rutte. Traa zegt wat de ministerraad in Willemstad al eerder zei: de uitzonderlijke economische en daardoor ook financiële problemen vergen geen puur (wets)technische aanpak, maar een politieke oplossing. Daarvoor is vertrouwen nodig. Curaçao moet werk maken van en investeren in het vertrouwen van Den Haag. Het tempo en de mate waarin volgens het Cft en de RMR gesneden dient te worden in de begroting, moet aangepast tot het redelijke om verdere schade aan economie te voorkomen. Dat is wat Curaçao graag hoort. Dat wil niet zeggen dat Traa het politieke bestuur, de ambtenarij en de sociale partners (vakbonden en bedrijfsleven) spaart in zijn opbouwende kritiek. Een structurele recessie vereist structurele maatregelen en dat wil zeggen dat heilige huisjes moeten wijken. De publieke sector, die concurreert met publieke sectoren in andere landen, moet effectiever en (publieks)vriendelijker. Leegstaande panden van rijke ondernemersfamilies is kapitaalvernietiging en bovendien slecht voor het aanzien. Arbeid móet flexibeler, met de nadruk op ‘flexicurity’. Maar bovenal moet de productiviteit omhoog. Elke dag dat dit niet gebeurt loopt Curaçao verder achteruit en worden de problemen groter. Het opkrikken van de arbeidsproductiviteit is niet alleen een taak van de factor arbeid, maar mede ook van het veelal onbenut kapitaal. Uit Traa’s betoog blijkt opnieuw dat het magische woord ‘vertrouwen’ is; vertrouwen winnen van Nederland, maar vooral ook vertrouwen tussen de lokale partners die er tripartiet - gezamenlijk dus - uit moeten zien te komen.