Analyse: Uitdagingen én kansen internationale financiële sector Curaçao
Aanpassing (winst)belastingwetgeving op de valreep in 2020
De aanpassing van de (winst)belasting werd letterlijk op de valreep van het begin van het nieuwe decennium bekrachtigd door de Staten van Curaçao. Een broodnodige aanpassing, maar zeker niet de panacee voor het oplossen van de problemen die de Internationale Financiële Sector (IFS) het hoofd moet bieden.
De aanleiding tot het aanpassen van de (winst)belasting vindt zijn oorsprong in de drang van de Europese Unie (EU) om unilateraal landen en jurisdicties aan te merken als zijnde niet coöperatieve spelers door hun ‘agressieve’ belastingstelsels die op mondiale schaal van invloed zijn op de verschuiving van corporatieve winsten.
Voor Curaçao betrof dit vooral de preferentiële regimes binnen de winstbelasting, waarbij deze regimes in aanmerking kwamen voor een screening van de zijde van de EU.
De EU heeft een drietal criteria geformuleerd, waaraan relatief objectief gemeten kan worden of een land of een jurisdictie voldoet aan de eisen van de EU om niet aangemerkt te worden als een niet-coöperatieve speler;
a. Voldoen aan de Beps-agenda (Base erosion and profit shifting) van de Oeso (Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling;
b. Implementeren van het automatisch uitwisselen van belastinggegevens middels de standaarden van de Common Reporting Standards (CRS) en;
c. Een minimale kwalificatie van Largely Compliant (LC) voor het onderdeel van het uitwisselen van belastinggegevens op basis van een specifiek verzoek, ook wel het Global Forum (GF) genoemd.
Verder wordt door de EU aangegeven dat zij het zogenaamde eerlijk speelveld - ‘level playing field’ - hanteert bij de screening, waardoor er geen verschillen tussen landen en jurisdicties optreden. Opmerkelijk blijft echter wel dat de EU haar eigen lidstaten niet aan deze voorwaarden houdt en dus gelden de criteria enkel voor niet EU-landen en jurisdicties, waarbij al getornd wordt aan het principe van het behouden van een eerlijk speelveld.
Curaçao, als jurisdictie, had zich al gecommitteerd aan de Beps-agenda van de Oeso, eveneens de implementatie van de automatische uitwisseling van belastinggegevens middels CRS, en in 2019 werd de kwalificatie van Curacao onder het GF van de Oeso eveneens opwaarts bijgesteld naar een LC-kwalificatie (Largely Compliant).
Te herinneren valt eveneens dat het Forum on Harmful Tax Practices (FHTP), één van de punten onder de Beps-agenda, meerdere preferentiële belastingregimes goedkeuring gaf. Immers vallen preferentiële regimes onder de winstbelasting, binnen de reikwijdte van het FHTP en daardoor onder de Beps-agenda.
Belangrijk om op te merken is dat zowel de E-Zone - waarbij de elementen die hoog mobiel financieel inkomen betroffen verwijderd zijn - alsmede het vernieuwde territorialiteitsbeginsel niet binnen de reikwijdte van het FHTP valt, maar wel onderdeel vormt van de screening van de EU.
Terecht schrijft de minister van Financiën, in zijn brief aan de EU van begin 2019, dat de aanbeveling doet om het territorialiteitsbeginsel af te schaffen, dat hij hierover in dialoog wil treden met de EU omdat meerdere landen en jurisdicties over eenzelfde territorialiteitsbeginsel in hun winstbelasting beschikken en hierop (nog) niet zijn aangesproken door de EU. Zowel binnen onze regio, waaronder Panama en Costa Rica, en buiten onze regio, waaronder Singapore alsmede Hong Kong, beschikken over een Territoriaal stelsel binnen hun equivalenten van ons winstbelastingstelsel.
De aanpassingen van de (winst)belasting die op de valreep zijn aangenomen hebben de E-Zone de facto afgeschaft, nu er geen (winst)belastingvoordeel aan gekoppeld is en met deze aanpassing een territoriaal karakter is gegeven aan de winstbelasting. Dit territoriale karakter wijkt af van de landen binnen en ook buiten onze regio omdat de EU een aanzienlijke verzwaring van de eisen om te voldoen aan het territoriaal stelsel heeft weten op te leggen.
Deze antimisbruikbepalingen zijn met name gekoppeld aan welke stromen aan buitenlands inkomen voldoen onder ons territoriaal stelsel, eveneens harde substantie-eisen stelt aan deze stromen onder ons territoriaal stelsel en intellectueel eigendom koppelt aan de eisen die het preferentiële regime voor intellectueel eigendom eveneens stelt. Het resultaat is een geconditioneerd territoriaal stelsel, zeker gezien de huidige praktijkvoorbeelden zoals Panama of Hong Kong.
De uitdagingen zijn dan ook de manieren waarop de EU het eerlijk speelveld vorm gaat geven. De landen en jurisdicties die vooralsnog over een meer puur territoriaal stelsel beschikking hebben, hebben qua concurrentiepositie een voorsprong op Curaçao. Deze situatie dient in 2020 ten einde te komen, als de EU de daad bij het woord voegt en daadwerkelijk het eerlijk speelveld gaat handhaven.
Het is al niet te begrijpen en tegen dit principe in dat de EU haar eigen lidstaten niet houdt aan de criteria van de screening ten aanzien van de lijst van niet-coöperatieve jurisdicties, laat staan dat andere landen en jurisdicties omwille van meer politieke of economische invloed verder tornen aan dit principe van ‘level playing field’.
Het is aan Curaçao om actief dit standpunt te verdedigen als participerende jurisdictie in de gremia van de Oeso en eveneens actief voor het voetlicht te brengen bij de EU als onderdeel van de Landen en Gebieden Overzee (LGO) van de EU-lidstaten. De concurrentiepositie van 11 procent van de Curaçaose economie wordt hiermee gewaarborgd en vergroot het perspectief om deze pilaar van de economie verder uit te bouwen.
De kansen zijn zeker aanwezig, met de brexit vormt Curaçao het financiële centrum in Latijns-Amerika met preferente toegang tot de EU middels de band met Amsterdam. Ook aan deze band dient overigens gewerkt te worden, willen we deze toegang behouden.
Met het territoriaal regime wordt eveneens bewerkstelligd dat een groot scala aan financiële dienstverlening geaccommodeerd kan worden op Curaçao, met de benodigde creatie van hoogwaardige werkgelegenheid voor de lokale economie. Eveneens worden de huidige activiteiten verder verduurzaamd met het nieuwe regime, waardoor vanuit de juridisch-technische hoek zowel perspectief wordt geboden aan de huidige activiteiten van de IFS en toekomstperspectief ontstaat voor het ontplooien van nieuwe activiteiten door de IFS.
Tot slot dient niet uit het oog verloren te worden dat het dereguleren, en dus het verwijderen van ‘red tape’, een belangrijke bijdrage kan leveren aan het behoud en de groei van deze sector. Met name als we kijken naar de mondiale concurrentie - inderdaad, die moeten we aangaan - dan moet ook Curaçao zich flexibel opstellen en niet zomaar wet- en regelgeving klakkeloos overnemen uit andere landen, maar dient deze aangepast te worden aan de kleinschaligheid van de lokale economie. Substantie-eisen die gelden voor Europese landen kunnen onmogelijk één op één worden overgenomen, willen we kansen behouden en creëren voor dit deel van onze economie. Het behoeft verder geen betoog dat juist de kleinschaligheid Curaçao in staat stelt om voor menig bedrijf maatwerk te leveren en hiermee de concurrentiepositie te verstevigen. Eens te meer is een overdosis aan bureaucratie moeilijk te rijmen met het bewerkstelligen van maatwerk voor de IFS en de uitbouw van deze economische pilaar van Curaçao.
Deze analyse van het Antilliaans Dagblad is mede tot stand gekomen met input van (fiscaal) deskundigen in de sector van internationale financiële dienstverlening.