Analyse: Nos mes/so por? Laat realisme zegevieren
‘Nos mes por’ (Wij kunnen het zelf) heeft jarenlang gezorgd voor maatschappelijke maar vooral politieke discussie (en verdeeldheid). Het is vooral een emotioneel debat of, zo men wil, de wens is de vader van de gedachte (=je gelooft iets omdat je wil dat het zo is). Daar is op zich in een land dat in ontwikkeling is niets mis mee: een door trots gedreven verlangen om op eigen benen te staan mag. Het moet wel op realisme zijn gebaseerd. In de normale situatie.
Momenteel is niets normaal in de wereld en doen zich in verband met corona zéér buitengewone toestanden voor. Is het allemaal wel écht of is dit een nare droom, een nachtmerrie? Ja, dat is het, maar wel eentje die werkelijk plaatsvindt. En eentje waarbij het kraakhelder is en er dus geen discussie over hoeft te bestaan - als er al tijd is voor discussie: Nos so nó por (Alleen kunnen we het niet). Vooropgesteld, dat is geen schande. Maar wel goed om hier volstrekt doordrongen van te zijn.
In deze situatie móet hulp van buitenaf komen; die hulp kan alléén van Nederland komen. Dat geldt voor de BES-eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, maar zeker ook voor de landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Neem Aruba: dat (ei)land moet in april honderden miljoenen herfinancieren, maar wie leent er nu geld aan zo’n eiland - voor 90 procent of meer afhankelijk van toerisme - op dit moment? De omstandigheden in de andere twee autonome Caribische landen is niet veel beter, behalve dat de economie van Curaçao van oudsher gediversifieerder is - niet afhankelijk is van één enkele sector - met de kanttekening dat de raffinaderij nog altijd onzeker is, ook al is er een eerste deal met Klesch Group. Laat deze cijfers even doorklinken: vóór het wegvallen van de Curaçaose olieraffinageactiviteiten bedroeg het aantal directe en indirecte banen circa 2.000, terwijl het toerisme meer dan vijf keer zoveel directe en indirecte banen telt (zoals deze krant zaterdag berichtte: minimaal zo’n 15.000). Het aandeel van het toerisme in het bruto binnenlandse product (bbp) van Curaçao is ook meer dan het dubbele van dat van de raffinage- en olieactiviteiten. Dit indiceert dat voor Curaçao rekening moet worden gehouden met een economisch en sociaal effect op jaarbasis van minstens het dubbele ten opzichte van de effecten van de Venezuela-crisis en het wegvallen van de raffinage op Curaçao.
Curaçao - het grootste eiland van de drie Caribische landen naast Aruba en Sint Maarten - is een kleine diensteneconomie, die sterk afhankelijk is van het buitenland. De export van goederen en diensten vertegenwoordigt circa 60 procent van het gezamenlijke bruto binnenlands product (bbp) en de importen circa 80 procent. Dit maakt de economie extra kwetsbaar voor externe schokken. Dat hebben we de afgelopen jaren al gezien.
In vergelijking met Sint Maarten en Aruba heeft Curaçao een (veel) meer gediversifieerde economie. De huidige situatie - dat wil zeggen in deze coronatijd - betekent voor Curaçao dat het toerisme als grootste economische sector, die tot nu toe de economie enigszins overeind hield sinds het verergeren van de situatie in Venezuela (en de gevolgen daarvan voor het eiland), in feite ook abrupt wegvalt: cruiseschepen doen het eiland niet meer aan en het verblijfstoerisme is als resultaat van het stopzetten van de luchtverbindingen met de buitenwereld volledig platgelegd. Het effect is dat op Curaçao een aanzienlijke (verdere) krimp zal optreden, die volgens deskundigen direct kan oplopen tot ver boven de 10 procent, afhankelijk van wanneer het herstel weer inzet.
De economische repercussies van de Covid-19-pandemie voor de economie van de monetaire unie (Curaçao en Sint Maarten) zijn veel groter dan die ten tijde van de financiële crisis in 2008-2009 en ook 9/11. Orkaan Irma en de situatie in Venezuela kunnen beter als graadmeter worden gebruikt om een (voorzichtige) inschatting te maken van de impact voor de economie. Irma veroorzaakte een cumulatieve economische krimp op Sint Maarten van circa 11 procent. Omdat onder de huidige omstandigheden het cruisetoerisme de schade niet kan helpen beperken, zal het additionele effect op jaarbasis van de huidige corona-pandemie véél groter zijn. De Venezuela-crisis heeft op Curaçao geleid tot het wegvallen van de olieraffinageactiviteiten, welke in het verleden verantwoordelijk waren voor circa 12 procent van het eilandelijke bbp. Die situatie leidde de afgelopen jaren tot een cumulatieve economische krimp op Curaçao van circa 7 procent en - allesbehalve te onderschatten - een stijging van de werkloosheid van 13 tot boven de 20 procent. Zoals gezegd is het belang van het toerisme in het bbp meer dan het dubbele van de raffinage. De regering heeft met man en macht - en vooral veel gemeenschapsgeld - de banen (lees: het inkomen) van de directe werknemers van Refineria Isla Curaçao overeind gehouden, in afwachting van de opstart door Klesch Group. Het toerisme telt véél meer personen die er voor hun inkomen afhankelijk van zijn.
Daar bovenop - en hoewel de olieprijzen zijn gekelderd - kan bij een langdurige reductie van de wereldproductie van levensmiddelen, als gevolg van de pandemie, schaarste gaan ontstaan, wat de prijzen zal opdrijven. Dit zal naast economische (meer krimp) ook sociale (te weinig inkomen om in de primaire levensbehoeften te voorzien) effecten hebben voor Curaçao. En hetzelfde geldt voor Sint Maarten en Aruba.
Er is - naar verluidt - tijdens het Vierlandenoverleg eind vorige week, voorafgaande aan de Rijksministerraad (RMR) vrijdag, nog niets expliciet toegezegd qua steun, maar wel de afspraak om snel in kaart te brengen waar de Caribische landen nu precies behoefte aan hebben (qua liquiditeit). Dat duidt op een toezegging. Nederlandse noodsteun is een absolute must. Maar er moet rekening mee worden gehouden dat ook in deze situatie Nederland (vroeg of laat) de vraag zal stellen: ‘Waarom precies zouden we steun verlenen?’ Die vraag kan nog wel worden beantwoord, hoewel de Nederlandse minister Raymond Knops (CDA) van Koninkrijksrelaties in de RMR al zijn best moest doen om zijn collega-bewindslieden te overtuigen. Maar dan: Hoeveel? Hoe lang? En vooral onder welke voorwaarden?
De reden waarom in Nederland zelf een pakket van 90 miljard gepresenteerd kon worden, is omdat er is gesneden in uitgaven, hervormingen zijn doorgevoerd en een buffer is opgebouwd. En dan nóg houdt het kabinet-Rutte zich aan de normen. De Caribische eilanden - het is zeker niet prettig om te horen - zijn platzak: men heeft zich diep in de schulden gestoken (Aruba), de economie laten inzakken en geen hervormingen willen doorvoeren wat betreft de arbeidsmarkt en het ambtelijk apparaat (Curaçao) en corruptie toegelaten (Sint Maarten). Dit is, hoe jammerlijk ook, om het sentiment aan de overzijde van de oceaan te verwoorden.
Curaçao wil nu zeker, maar ook eerder, niet echt meer horen over het Groeiakkoord omdat het niet uitgevoerd kan worden. Maar daar staat wel een handtekening onder. In die omstandigheid is het moeilijk om te zeggen dat Nederland met een paar honderd miljoen over de brug dient te komen om de salarissen de komende maanden door te betalen. Het kan zelfs meer geld zijn, maar het gaat om het principe. En Aruba heeft nog méér nodig in verband met de honderden miljoenen die geherfinancierd moeten worden. Maar wat zullen de internationale kredietbeoordelaars in april zeggen?
De moeilijke vragen komen nog, het kost de eilanden vele maanden en misschien wel een jaar voordat weer substantiële aantallen toeristen terugkeren en ook om Klesch zijn werk te laten doen. En dan maar hopen dat vanuit Venezuela, nu nóg dieper in de problemen, niet honderden wanhopige burgers de overtocht wagen. Zijn Curaçao, Aruba en Sint Maarten hiertegen opgewassen? Nos mes/so por? Tot op dit moment lijkt dat de dominante onderstroom bij veel beleidsbeslissingen in Willemstad, Oranjestad en Philipsburg. Anderzijds is het nu of nooit met het 65-jarige Statuut, dat ons Koninkrijk verbindt. Staat dat daadwerkelijk voor solidariteit in meest zuivere vorm – ‘de wil elkander bij te staan’? Realisme is in alle opzichten op zijn plaats als de regering-Rhuggenaath vandaag het noodpakket presenteert waarop álle ogen, van zowel de publieke als vooral ook de private sector, zijn gericht.