ANALYSE:‘Hopi skuma’
Zelfs in de allerernstigste crisis geen saamhorigheid en eensgezindheid
Besef van urgentie, om koste wat het kost niet door de ondergrens te zakken, lijkt te ontbreken
Curaçao bevindt zich in een politieke patstelling. In bepaalde opzichten onnodig, door niet slim optreden. Maar vooral ongewenst, omdat het huis in brand staat. Er is een enorme crisis - de grootste in decennia, waar Curaçao op eigen benen voorlopig niet uitkomt - en ondertussen zijn de politici van coalitie en vooral oppositie bezig een politiek drama op te voeren. Een telenovela, noem het ‘politieke spelletjes’, met heel veel vorm, maar bar weinig inhoud. Ofwel: ‘hopi skuma, pero tiki chukulati’ (Veel schuim, maar weinig chocolade).
Waar gaat het over? Parlementariër Rennox Calmes legt een bom onder het kabinet, door zaterdag uit de regeringspartij PIN te stappen en met zijn 458 stemmen - volstrekt onvoldoende voor een hele zetel - het Statenlidmaatschap mee te nemen. De man die er prat op gaat politieagent te zijn en zichzelf ziet als nieuwe leider van het land, maakt onderaan de trappen bij de gouverneur veel theater over wat hij wel en vooral niet accepteert, maar heeft tot woensdagavond niet gezegd wat hem inhoudelijk dwarszit. Driemaal is scheepsrecht, want bij de derde aangekondigde persconferentie woensdagavond gaf hij ‘opening van zaken’.
Tegelijkertijd spelen de grote regeringspartijen PAR en MAN het niet intelligent. Terwijl sinds het weekend bekend is dat ze te maken hebben met de ‘instabiele factor’ Calmes, die dan net met zweet in de handen afstand heeft genomen van PIN-leider Suzy Camelia-Römer, wordt zij doodleuk gevraagd nog een week aan te blijven voor een ordentelijke ‘warme overdracht’ van haar ministeriële dossier. Natuurlijk werkt dat als een rode lap op Calmes, die duidelijk de weg kwijt is en coaching mist. Niet wijs, zeker niet door deze move zonder zijn medeweten te doen, wetende daarmee de fragiele coalitiemeerderheid op het spel te zetten.
Fragiel, omdat alom bekend was dat het parlement niet compleet is, doordat bij de PAR-fractie een lid ontbreekt na het overlijden van ex-Statenvoorzitter William Millerson. Bij het koppen tellen zou men uitkomen op 11-9 (mét Calmes) en - een kind kan de was doen (lees: de rekensom maken) - 10-10 (zónder Calmes). Bovendien was daar de onzekerheid over de positie van Marilyn Alcalá-Wallé, die het parlement moest aanvullen, maar van wie iedereen wíst dat er een justitieel onderzoek liep.
Het Openbaar Ministerie (OM), dat zelfs in deze cruciale fase terwijl het nationaal belang op het spel staat zich verschuilt achter ‘geen commentaar’, heeft dinsdag besloten tot verdere vervolging. Na bijna negen (!) maanden nadenken, vooronderzoek en weifelen. Dat komt niet bepaald overtuigend over. Het is echter reden voor Alcalá-Wallé om af te zien van de zetel, hoewel wettelijk gezien niets haar ervan weerhoudt toch in het parlement zitting te nemen. Het siert haar, maar de bittere brief die zij naar haar inmiddels ex-partij PAR schreef gaat vooral over persoonlijke pijn en vorm en niet over inhoudelijke issues. Hopelijk kan met de snelle toetreding van Shaheen Elhage de PAR-fractie snel weer 6 leden tellen en daarmee de Staten 21, zoals het hoort. Geen enkele zittende parlementariër mag andere rechtmatig gekozen volksvertegenwoordigers ervan weerhouden plaats te nemen in de Staten. Dat zou het toppunt zijn van anti-democratie. En in de woorden van de oppositie, die dreigend verwijst naar artikel 43 Statuut, zou dát pas echt reden zijn voor ingrijpen door het Koninkrijk.
Terug naar begin van de week: de overdracht van GMN (Gezondheid, Milieu en Natuur), inderdaad ongetwijfeld een omvangrijk pakket momenteel met het coronavirus Covid-19, door Camelia-Römer aan haar per landsbesluit vastgelegde waarnemer Zita Jesus-Leito (PAR) had veel sneller gekund; per direct al. Niet voor niets is er een ambtelijke top met een secretaris-generaal (SG) die, als het goed is, uitstekend op de hoogte is. En anders had Camelia-Römer zeker ook ná de formele overdracht willen bijstaan. Nu werd niet alleen de GMN-portefeuille in de waagschaal gelegd, maar in wezen alle ministeriële functies. Want met de politieke patstelling van 10-10 in de Staten, veroorzaakt door het onnodig op stang jagen van de nog vrij onervaren en snel gekwetste Calmes, balanceert de regering-Rhuggenaath al enkele dagen op de rand van de afgrond.
Natuurlijk maakt de oppositie daar gebruik van. Elke oppositie overal ter wereld doet dat, maar zeker deze oppositie van onder meer MFK, KdNT, PS en MP, die in het verleden hebben bewezen over democratische lijken te gaan. Diverse van deze opposanten willen maar één ding: ontregelen en de macht overnemen. Hoe ze de gigantische problemen van Curaçao willen oplossen, welk inhoudelijk beleid ze voorstaan, doet er niet toe: weg met de zittende regering om zelf zitting te nemen in Fòrti.
Dit toont aan dat zelfs in de allerernstigste crisis, waarbij het Land Curaçao al over een of twee maanden niet zelfstandig in staat is de ambtenarensalarissen te betalen (laat staan: crediteuren/leveranciers in het bedrijfsleven te betalen, gesubsidieerde instellingen en stichtingen of onderstandstrekkers en andere zwakkeren in de samenleving te ondersteunen), het kennelijk onmogelijk is om saamhorigheid en eensgezindheid te smeden. En hoezo solidariteit? Iets wat wel van Nederland wordt gevraagd - nee, geëist - maar wat onderling en in eigen land maar een buitengewoon moeilijke opgave (b)lijkt. Veel gebaren en verwijzingen (naar Statuut en Staatsregeling), maar geen inhoudelijke bijdrage aan de daadwerkelijke aanpak van de problemen. Holle frasen van oppositieleider Gilmar ‘Pik’ Pisas (MFK) over de noodzaak van een ‘crisiskabinet’, zonder aan te geven hóe dit tot een oplossing leidt; hoe dit de economie redt, banen schept en brood op de plank oplevert.
Ondertussen tikt de klok en zijn alweer bijna twee weken voorbij na de Rijksministerraad (RMR) op vrijdag 10 juli, waarbij het ging om een voorgestelde consensusrijkswet Caribische hervormingsentiteit en een landspakket mét hervormingsplannen én geld, waarop eigenlijk nog niet inhoudelijk is gereageerd. Wel op de vorm, maar nauwelijks op wat ‘de uitgestoken hand’ in deze noodfase en de komende jaren kan betekenen voor de bevolkingen. De mensen snakken naar duidelijkheid, naar perspectief. Naar houvast. Zó kan het niet langer, dat tonen de keiharde rode cijfers van de liquiditeitsprognoses, maar wat dan wel? Toch een solidariteitsheffing per capita of per werkende burger? Kan de bevolking dat wel opbrengen na al een paar jaar koopkrachtverlies? De vraag stellen is hem beantwoorden: deze extra belasting kan de bevolking niet dragen, maar mocht het toch noodzaak blijken te zijn, laat deze heffing alleen van toepassing zijn op inkomens van bijvoorbeeld vanaf 2.750 gulden bruto. Laat het gezond verstand de doorslag geven. Soms lijkt het erop dat de politieke elite het contact met de basis kwijt is. Binnen de coalitie is met een resolutiebesluit het idee gelanceerd om minder consensusrijkswetten te maken. Terwijl de werkloosheid torenhoog is en de armoede schandalig, en Nederland de voedselhulp betaalt, want de overheid zelf heeft er geen geld voor (en trouwens ook niet de menskracht).
Het besef van urgentie, om koste wat het kost niet door de ondergrens te zakken, lijkt te ontbreken. Er moet toch ooit gestopt worden met deze ingewikkelde manier van politiek bedrijven om te kijken of er inhoudelijke aanknopingspunten zijn. Er telt eigenlijk maar één ding: het belang van Curaçao. Dat de landsregering niet aan de knoppen zit bij de besteding van Nederlands belastinggeld, is wat aanvaard moet worden. Politici hadden het uiteraard graag anders gezien, maar er is een te groot probleem om het allemaal zelf op te lossen. De voorgestelde Rijkswet hervormingsentiteit is nog niet in beton gegoten, al zegt staatssecretaris Raymond Knops van wel. De doorgaans kritische Raad van State van het Koninkrijk en de Raden van Advies van de drie Caribische landen moeten er hun licht nog over laten schijnen en ook de Tweede Kamer liet al weten reserves te hebben over bepaalde onderdelen. Maar om verder te gaan zijn politieke moed, politiek commitment en vooral ook vertrouwen in het Koninkrijk nodig. Uitstel is geen optie. Het huis staat in brand. Er moeten keuzes worden gemaakt. Snel, ook al zijn het fundamentele keuzes. Het liefst door coalitie en oppositie sámen, want het zal de koers voor de komende jaren bepalen. Zo niet, gaat Curaçao niet ‘dansend ten onder’, maar ‘vechtend ten onder’. Van Nederlandse kant lijkt er geen ruimte om wezenlijk van koers te wijzigen, eerder de kans dat als de situatie verder verslechtert, inderdaad de route van ingrijpen met behulp van artikel 51 Statuut nadrukkelijker in beeld komt: een Algemene Maatregel van Rijksbestuur. Niet omdat Den Haag dat zo graag wil, maar omdat de politieke leiding alhier dat niet wil voorkomen.
Mocht het kabinet-Rhuggenaath de rit toch niet kunnen uitzitten, dan is het uitschrijven van vervroegde Statenverkiezingen de beste optie, met als hoofdinzet tijdens de campagne: vóór of tegen het integrale hervormingspakket; vóór (tijdelijk) minder autonomie en wel brood, of tegen iets minder autonomie en geen brood op de plank. Kortom: het moet veel minder gaan om de vorm en (veel) meer om de inhoud.