Door Peter Kavelaars

Wat zijn nu weer gezonde belastingen? Gezond voor de overheid omdat ze geld opleveren? Toch zullen de meeste belastingplichtigen niet snel spreken van een gezonde belasting. Nee, het gaat mij hier om belastingen die goed zouden kunnen zijn voor de gezondheid van de mens. Ofwel belastingen die ongezonde leefgewoonten bestraffen. Dergelijke belastingen zijn er al lang, denk maar aan tabaksaccijns en alcoholaccijns. Ze hebben het kenmerk dat als ze effectief zijn, de opbrengst ervan daalt. Er is bij dergelijke belastingen ook in principe sprake van een maximumopbrengst gerelateerd aan het tarief: boven een bepaald tarief daalt de opbrengst voor de overheid. Dit soort belastingen heeft een sterk instrumentalistisch karakter. De vraag daarbij is of er geen andere - niet fiscale - instrumenten zijn om hetzelfde te bereiken. Een mooi voorbeeld is het vergroenen van het wagenpark. Dat kan de wetgever proberen te effectueren door groene auto’s fiscaal te faciliteren, maar je kunt ook de leveranciers dwingen de uitstoot van schadelijke stoffen, met name CO2 die een auto mag uitstoten, eenvoudigweg te maximeren. Dat is momenteel de aanpak die de EU toepast en die lijkt behoorlijk effectief.
Regelmatig komen er ideeën op voor andersoortige sturende belastingen. De laatste tijd is er in diverse landen waaronder Nederland aandacht voor vleesbelastingen en suikerbelastingen. De productie van vlees draagt in belangrijke mate bij aan milieuvervuiling, bijvoorbeeld in de vorm van stikstofuitstoot. Door een dergelijke belasting kan de stikstofuitstoot verminderden. Bovendien dient zo’n belasting er ook toe de zogenoemde reële kosten van de milieuschade aan de consument in rekening te brengen. We noemen dat wel de internalisering van de maatschappelijke kosten, in dit geval van de stikstofuitstoot ten gevolge van de vleesproductie. De consument betaalt aldus niet alleen voor het vlees, maar ook voor de schadelijke milieueffecten. Een andere belasting die zo behoort te werken is een belasting op vliegverkeer. Ik heb al eens voorgesteld om hetzelfde te doen bij cruiseschepen. Op Curaçao zal men dat vermoedelijk niet zo’n goed idee vinden, maar dat terzijde. Overigens is het nog niet altijd even eenvoudig dergelijke belastingen te heffen. Hoe moet een vleesbelasting bijvoorbeeld worden vormgegeven en bij wie moet die worden geheven: bij de boer, de slachterij, de detaillist? Dit zijn heel lastige punten.
Een andere belasting die serieuzer overweging verdient is de zogenoemde suikerbelasting. De mens ontkomt niet aan het gebruik van suikers. Die zijn er overigens in soorten en maten. Een belangrijk kenmerk van suiker is dat het mensen dik maakt en veelal een belangrijke oorzaak is van obesitas. Het behoeft geen betoog dat dit slecht is en de kosten van de gezondheidszorg doet toenemen. Het is een wereldwijd verschijnsel. In Nederland heeft maar liefst de helft van de volwassenen overgewicht en 13 procent van de kinderen. Op basis van onderzoek wordt aangenomen dat dit overgewicht bij volwassenen in 2040 oploopt tot ruim 60 procent. Ik vrees dat de percentages op Curaçao zelfs nog hoger liggen. De belastingwetgever wil daar wat aan doen met name door suikerhoudende dranken zwaarder te belasten. De eerste vraag is of dat een verstandige aanpak is. Ik meen vooralsnog van niet. Het lijkt me veel effectiever om aan de producenten en invoerende ondernemers een plafond op te leggen ten aanzien van het suikergehalte in frisdranken e.d. en eventueel andere producten. Dat kan op eenzelfde wijze als ik hiervoor schetste ten aanzien van de door de EU gemaximeerde uitstoot van CO2 door nieuwe auto’s. Bij sturende belastingen is het maar de vraag of en in welke mate de afnemer zich laat sturen en welke kant die sturing op gaat. Dat probleem doet zich bij een wettelijke maximering niet voor. Overigens zal men een dergelijke wettelijk maximum op grotere schaal moeten toepassen, bijvoorbeeld binnen de EU of de Oeso.
Nederland kiest niet voor een dergelijk wettelijk maximum. Het is voornemens suiker zwaarder te belasten en heeft daarvoor onlangs een internetconsultatie uitgezet. Afgezien van mijn voorkeur dit niet aan te pakken via een belasting, maar via wettelijke maximering, is dit Nederlandse voornemen naar mijn idee ook interessant voor Curaçao en vele andere landen. Wel is de wijze en de mate van suikergebruik tussen landen mogelijk een reden voor een verschil in benadering.
Uit de internetconsultatie blijkt een interessant punt: in het algemeen is de primaire gedachte achter een belasting als de onderhavige dat de consument ten gevolge van een hogere belasting minder consumeert ofwel minder suikerhoudende drank koopt. Uit onderzoek blijkt echter dat bij een suikerbelasting of een verhoging daarvan vooral ook de producenten geneigd zijn om de hoeveelheid suiker in hun product te verminderen waardoor de prijs gelijk kan blijven of slechts beperkt stijgt. Afhankelijk van de door Nederland te kiezen vormgeving zou dit zelfs op kunnen lopen tot een vermindering van bijna 20 procent. In het Verenigd Koninkrijk heeft bij aankondiging van de invoering van een zwaardere suikerbelasting op voorhand al een forse aanpassing van het aanbod van suikerhoudende dranken plaatsgevonden.
De vormgeving en invulling van een suikerbelasting levert overigens nog wel diverse discussiepunten op. Niet in de laatste plaats wat betreft het tarief. Hier gaat het zowel om de hoogte van het tarief als om een mogelijke progressie gerelateerd aan de hoeveelheid suiker. Een ander belangrijk vraagstuk is of een dergelijke heffing ook moet gelden voor natuurlijke suikers. In het algemeen is dat laatste wel het geval, enerzijds omdat ook deze tot de onwenselijke gevolgen als overgewicht leiden en anderzijds omdat anders gemakkelijk verstoringen kunnen plaatsvinden.
Afrondend: hoewel ik in het algemeen niet zo’n voorstander ben van sturende belastingen wijzen onderzoeken uit dat deze bij suikerbelastingen redelijk effectief kunnen zijn. Toch blijft het verstandig om te bezien of de problematiek van overgewicht niet beter kan worden geregeld door eenvoudig het suikergehalte in producten te maximeren. Hoe dan ook verdient het aanbeveling dat landen hier actie op ondernemen nu overgewicht een wereldwijd probleem vormt.


Peter Kavelaars is hoogleraar Fiscale Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en of counsel bij Deloitte Dutch Caribbean.

PeterKavelaars 2023

Door Roland O.B. van den Bergh

De vraag is: wat wordt de gewone burger beter van toerisme?

De Benedenwindse Eilanden - Aruba, Bonaire en Curaçao - zijn allen sterk en in toenemende mate afhankelijk van toerisme. Dat is goed voor de economie, maar kent ook haar uitdagingen. In het symposium georganiseerd door de Association of Dutch Caribbean Economists (‘Economenclub’) over toerisme op de ABC-eilanden medio april konden een aantal belangrijke lessen voor Curaçao getrokken worden. Graag deel ik met u hetgeen ik heb geleerd van het symposium: ‘ABC-island: (too) dependent on tourism’.

F10 11 Toerisme Grote KnipbaaiMeer onderzoek nodig
Toerisme betekent voor Curaçao 48 procent van de deviezeninstroom, 18 procent werkgelegenheid en 24 procent van het bruto nationaal inkomen (bbp). Heel veel meer over toerisme anders dan de aantallen cruise en- verblijfstoeristen weten we niet op Curaçao. Veel méér onderzoek is nodig. Kennis over de impact van toerisme op economie, prijzen, onderwijs, huisvesting, infrastructuur, natuur, milieu en cultuur is er nauwelijks. Aruba, waar de toeristische sector tweemaal zo groot is, ligt op onderzoekgebied ver voor op Curaçao. Meer onderzoek door het Curaçao Tourism Board (CTB), het ministerie van Economische Ontwikkeling (MEO) en de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) over de impact van toerisme is hard nodig.

Meer overheidsinvesteringen
De overheid en sociale fondsen hebben inkomsten aan het toerisme. Een schatting geeft aan dat de overheid van Curaçao ongeveer 330 miljoen gulden aan overheidsinkomsten verdiende aan het toerisme (21,4 procent van totale inkomsten). Dit betreft een schatting van het Research Departement van de CBCS. De schatting van het percentage van het bbp en werkgelegenheid zijn conservatief voor Curaçao, met name omdat geen rekening is gehouden met de zogeheten ‘induced effects’.
Dit bedrag had aanzienlijk hoger kunnen zijn indien de tax holiday voor bedrijven zou zijn afgeschaft. Het is vanuit economisch standpunt onbegrijpelijk waarom de regering vasthoudt aan het verstrekken van tax holiday, terwijl er sprake is van een grote investeringshausse in toeristische projecten; het is geld cadeau geven aan grote investeerders, terwijl MKB-bedrijven wél het volle pond moeten betalen. Diverse ministeries maken direct en indirect kosten voor het toerisme. Door de gefragmenteerdheid is er geen totaalbeeld wat de overheid aan toerisme besteed. Het idee is dat deze publieke investeringen en andere uitgaven voor toerisme substantieel minder zijn dan hetgeen het de overheid oplevert. En meer publieke investeren in fysieke en sociale infrastructuur zijn hard nodig om de toeristische ontwikkeling te kunnen bijbenen en om een blijvend aantrekkelijk toeristisch product te kunnen garanderen.

Duurzaam en geen ‘massa is kassa’
Bonaire wil haar karakter, rust, natuur en cultuur behouden en kiest voor ‘slow growth’. Op Aruba heeft toerisme dusdanig omvangrijke vormen aangenomen dat de discussie (ook) gaat over ‘overtoerisme’, tekorten aan personeel en een stop op de bouw van grote hotels. Beide zustereilanden trachten de groei van het toerisme af te remmen. Op Curaçao is er niets; vooralsnog is alles en iedereen welkom met een toeristisch project. Dit beleid (of beter: gebrek aan beleid) begint te kraken. Er bestaat een prima Strategic Tourism Destination Development Plan 2022-2026. Echter, vooralsnog is het vooral papier, goede voornemens en plannen.
Diverse locaties vertonen congestieproblemen; denk aan vissersbaai Playa Piskadó, drukke stranden (soms voor een deel gereserveerd voor louter toeristen), Grotten van Hato, de likeurfabriek, Christoffelberg, constante files op de Caracasbaaiweg, etc.
Er is evenals op Aruba en Bonaire een nijpend chronisch tekort aan aannemers, bouwvakkers en horecapersoneel dat vrijwel alleen opgevangen kan worden door immigranten en ongedocumenteerden. Onderwijscapaciteit op mbo-niveau (middelbaar beroepsonderwijs) op toeristisch gebied schiet tekort. Bijkomend probleem is dat jongeren vaak niet voor deze opleidingsrichtingen kiezen, hetgeen de tekorten op de arbeidsmarkt alleen verder vergroot.

Focus op toerisme
Diversificatie van de economie zijn de toverwoorden van het Internationaal Monetaire Fonds (IMF), maar is ook de basis van de National Export Strategy (NES). In de praktijk blijkt dat Caribische eilanden die goed in toerisme zijn een sterkere economische groei hebben doorgemaakt de afgelopen twaalf jaar in vergelijking tot de meer gediversifieerde economieën, zoals die van Curaçao. Het streven naar diversificatie is prima, maar dit moet niet leiden tot onderwaardering van de meest belangrijke sector in de economie. En marge zij vermeld dat substantiële diversificatie doorgaans 10-25 jaar kost, zoals bij de olieraffinage en financiële offshore op Curaçao het geval was. Beter spreken wij over ontwikkelen van niches in de markt, in de hoop dat het ooit groot wordt.

Externe effecten
Toerisme is niet louter zonneschijn en maneschijn. Het kan leiden tot congestie, zoals eerder beschreven. Maar ook tot extra druk op de sociale voorzieningen. Er komen immigranten op het eiland die ook gebruik gaan maken van onderwijs en gezondheidszorg. Veiligheid van zowel de toeristen als de lokale bevolking dient gegarandeerd te worden. Behoud van natuur en milieu dient bij grotere volumes aan toeristen beter beheerd te worden.
Prijzen in toeristische gebieden stijgen. De vraag naar tweede woningen door buitenlanders zorgt voor stijging van de huizenprijzen. Mede door de influx van immigranten neemt de vraag naar betaalbare huisvestiging toe. Ondanks sterke stijging van toerisme op Bonaire is het reële inkomen de afgelopen twaalf jaar gedaald, niet gestegen. De vraag is: wat wordt de gewone burger beter van toerisme?

Gebrek aan overheidsbeleid en free riders
Toeristisch beleid op Curaçao staat nog voor een groot deel in de kinderschoenen. Uitvoering van de in het verleden opgestelde toeristische masterplannen heeft veel te wensen overgelaten. Handhaving van wet- en regelgeving is gebrekkig en vaak willekeurig. Een duidelijke beleidsvisie op toerisme ontbreekt.
Maar de toeristische sector op Curaçao vaart er wel bij, de RevPar (revenue per available room) is fors toegenomen, restaurants zitten vol, autoverhuurbedrijven kunnen de vraag bijna niet aan, (toeristische) onroerend goedontwikkelaars kunnen brutomarges maken van tussen de 20 procent tot soms wel 40 procent. Echter, deze ondernemingen en projectontwikkelaars dragen niet of nauwelijks bij in de sociale en economische kosten die hun projecten voor Curaçao met zich meebrengen. Is dat te rechtvaardigen?
Concluderend: er zijn hier op Curaçao nog een aantal lessen te leren alvorens er sprake is van een duurzame, inclusieve toeristische ontwikkeling.

De auteur, Roland O.B. van den Bergh, is econoom en bestuurslid van de ‘Economenclub’, alsook oprichter en oud-voorzitter. Het artikel is geschreven op persoonlijke titel. Voor de presentaties van het symposium zie facebookpagina DutchCaribbeanEconomists of bezoek
https://economenclub.com/abc-islands-too-dependent-on-tourism

ADOpinie 800

Door George Lichtveld

De titel van dit stuk bevat een uitspraak van de Surinaamse dichter Trefossa die in 1975 overleed nog net voor dat Suriname onafhankelijk werd. De geschiedenis van Suriname heeft hem gelijk gegeven. Zijn angsten voor het opdoemende scenario van een zelfstandig Suriname uitte hij door ervoor te waarschuwen dat de toekomst rood kan kleuren, bloedrood.

F17 OPINIEEn dat is feitelijk ook gebeurd, wij hoeven het rappe afglijden van de toen nog nieuw opgerichte natiestaat Suriname hier niet te herhalen, dit debacle met als dieptepunt de bloederige Decembermoorden die in 1982 gepleegd werden door coupleider Bouterse, een gewetenloze massamoordenaar die gek genoeg daarna tot tweemaal toe op volstrekt democratische wijze gekozen werd als president. Een typisch voorbeeld van democratische decadentie. Tijdens de periode waarin hij aan de macht was heeft Bouterse het ‘Suri-cartel’ opgericht. Daarover schrijft Insight Crime in haar rapport ‘Criminal Networks in the Americas’ (CLALS working paper series no. 33) op bladzijde 57 het volgende: ,,The Bouterse Network has its origins in the country’s tumultuous political history. Just five years after achieving independence from the Netherlands in 1975, a military coup brought then-sergeant Bouterse and a cadre of other upstart ‘socialists’ officers to power. After some maneuvering, Bouterse emerged as the top leader. Almost immediately, indications that drug trafficking was being facilitated by the Bouterse regime arose. It was an ominous example. In 1983, for example, Pablo Escobar visited Bouterse in Suriname. It was an ominous sign.”

Bouterse heeft tot op heden geen dag achter tralies gezeten noch voor de Decembermoorden noch voor zijn betrokkenheid in de drugssmokkel. Momenteel is hij voortvluchtig en staat hij op de Interpol-lijst van gezochte personen. Het hoeft geen betoog dat waar hij dan ook ondergedoken zit, zulks alleen maar mogelijk is vanwege de bescherming die hij nog steeds geniet van de Latijns-Amerikaanse onderwereld. Intussen kan Suriname, zoals Insight Crime dat categoriseert, nog steeds bestempeld worden als een ‘state embedded in criminal networks’ nu de huidige vicepresident Ronnie Brunswijk ook wordt beschuldigd van goud- en drugssmokkel. Het is algemeen bekend dat Brunswijk, ook ex-militair, de enorme gebieden waarvoor hij goudconcessies heeft weten te verwerven door middel van politieke chantage, die concessies bestuurt als een soevereine vorst. Recentelijk heeft hij zich ook feitelijk laten kronen, zelfgenoegzaam en zichtbaar genietend gezeten op een troon omringd door dansende, hem met alle eer betuigende marrons. Een staat in een staat dus met aan het hoofd een stamhoofd, een stuk territoir waar de Surinaamse rechtsstatelijkheid absoluut geen vat op heeft met als gevolg een vrijhaven voor de praktijken van de georganiseerde misdaad. Zo wankel staat Suriname er thans dus bij.

Op Curaçao zet de stichting Fundashon Kòrsou na kaminda pa libertat (FKKL) zich zwaar in voor de onafhankelijkheid van Curaçao en wenst in dat kader dat alle politieke partijen de staatkundige status van het eiland op hun agenda plaatsen. Aangestuurd door Hubert Cristina, die een gesprek wil hebben met premier Gilmar Pisas (MFK) over het dekolonisatietraject dat naar zijn mening nog niet is afgerond. Dit terwijl diverse staatsrechtsdeskundigen herhaaldelijk hebben proberen uit te leggen dat zulks wel degelijk het geval is nu Nederland in opvolging van Verenigde Naties (VN)-resolutie 945 in 1954 het Statuut aan de VN heeft voorgelegd en dat de VN vervolgens uit de bepalingen van het Statuut heeft afgeleid dat de voormalige Nederlandse Antillen de status van volledig zelfbestuur heeft bereikt. Juridisch gezien heeft FKKL dan ook geen poot om op te staan, te meer daar in later gehouden volksraadplegingen er steeds weer voor gekozen is om deel uit te blijven maken van het Koninkrijk der Nederlanden. Maar los van het feit dat FKKL het in juridisch opzicht afgeronde proces negeert (of weigert te accepteren), is het ook niet duidelijk naar welke ‘libertat’ de stichting streeft want, voor zover mij bekend, hanteert ons land een eigen parlementaire democratie met scheiding der machten, wettelijk vastgestelde grondrechten, verschillende politieke partijen, vrije verkiezingen en vreedzame periodieke wisseling van regeringen.

De rechtsspraak is onafhankelijk, evenals de entiteiten die belast zijn met opsporing en vervolging (Openbaar Ministerie en politie). De pers is vrij en de vakbeweging is ook vrij en pluriform. Curaçao beschikt dus over alle staatsrechtelijke en bestuurlijke componenten, condities, taken en bevoegdheden om haar toekomst zelf te kunnen bepalen. Dat heet autonomie. Cristina kan dan ook moeilijk volhouden dat al hetgeen op bestuurlijk gebied in zijn ogen verkeerd loopt, de schuld is van Nederland of van welke derde dan ook. De schuld geven aan anderen voor daden verricht door onze eigen politici moet eens een keer ophouden. Niet Nederland is de oorzaak van de lokale armoede, is ook niet de oorzaak van belabberd onderwijs, noch van wanorde, slecht bestuur of corruptie. Het zijn onze eigen lokale machthebbers die daarvoor verantwoordelijk zijn.

De bestuurlijke taken en bevoegdheden liggen in hun handen en bij niemand anders. Cristina beweert dat de verkrijging van onafhankelijkheid een groot gedeelte van onze problemen zal oplossen maar hij legt die volstrekt dwaze bewering niet uit en doet alsof de onafhankelijkheid een toverstokje is. Ik wil juist het tegendeel beweren, onze problemen zullen echt helemaal uit de hand lopen indien de nesteling in het Koninkrijk komt weg te vallen. Ik mag Suriname als voorbeeld aanhalen. Aan de Bouterse-coup lagen geen diepere structurele problemen ten grondslag, het was geen onvermijdelijk gevolg van een economische crisis, geen revolutie, geen uitbarsting van etnische tegenstellingen, het was puur een incident met catastrofale gevolgen enkel veroorzaakt door slechts twee personen, Bouterse en Hans Valk. Dus ook in een onafhankelijk Curaçao, met al onze maatschappelijke verworvenheden, kan de vonk uit volstrekt onbenullige personen of situaties overslaan terwijl er dan geen overkoepelend beveiligingsvangnet meer bestaat om Haïtiaanse toestanden te voorkomen. Ik heb er reeds vaker op gewezen, Curaçao bevindt zich in een gevaarlijk geopolitiek ecosysteem dat vergiftigd is door drugskartels, corrupte regeringen en gewapende criminele groepen. Wij leven in een omgeving die een toenemende vervlechting van overheden met de georganiseerde misdaad laat zien. Niet voor niets wordt bijvoorbeeld het Venezolaanse narcoregime in het rapport ‘Dreigingsbeeld Statelijke Actoren 2’ van de AIVD, MIVD en NCTV, aangemerkt als een dreiging tegen de politieke, economische en sociale stabiliteit in de regio.

Wij zullen alle hulp van buiten nodig hebben om de kwaadaardige dreiging uit dergelijke pervers vervormde regimes te kunnen weerstaan. Wij zijn een klein en kwetsbaar land. Terwijl Cristina benepen en ondoordacht blijft doordrammen over onafhankelijkheid, lezen wij hoe experts pleiten voor juist meer samenwerking en bundeling van krachten tegen criminaliteit. Criminoloog Simone van der Zee is de mening toegedaan dat het Koninkrijk meer zou moeten doen om het Caribisch deel te ondersteunen bij de aanpak van transnationaal georganiseerde criminaliteit. Zij pleit voor een ‘whole-of-kingdom’-benadering, dus eerder voor samenbundeling van krachten in het Koninkrijk dan voor verwijdering. Recentelijk heeft de Rechtshandhavingsraad in een rapport gewezen op de ernstige knelpunten die de handhaving van de openbare orde in gevaar brengt waaronder een gebrek aan gezamenlijk beleid in de justitiële keten, tekortkomingen in de aansturing van organisaties die daar deel van uitmaken, een structureel tekort aan personeel en gebrek aan voldoende middelen om zelfstandig grote incidenten aan te pakken.

Zelfs binnen de huidige nesteling van het Koninkrijk zijn wij niet in staat om onze rechtsstatelijkheid in stand te houden. Premier Pisas doet er dus goed aan om een gesprek met FKKL over het gezeur over het dekolonisatiegesprek af te houden en om de verwijten dat hij zich nu keert tegen zijn eigen voormalige opstelling over het dekolonisatieproces, af te doen als verworven voortschrijdend inzicht. Pisas is toentertijd duidelijk op het verkeerde been gezet door Nederland-hatende consultants die enkel wilden profiteren van de bestuurlijke incapaciteit die zijzelf trachten te creëren door uitschakeling van elke vorm van Koninkrijksbemoeienis. Overigens dien ik erop te wijzen dat dit verwijt mede uit de mond komt van FKKL-activist Marlon Regales die bekend staat om zijn gedweep met militairen uit de legerleiding van Venezuela, het land dat het grootste gevaar vormt voor de Caribische regio. Is Regales bezig met de weg te openen voor infiltratie in onze overheid door het narcoregime van Maduro? Hoe het ook mag wezen, mocht de premier toch tot een gesprek met deze ‘independistas’ neigen, dan dient hij, om het evenwichtig te behouden, tevens de groep van mensen te horen die zich inzetten voor de bescherming van dit eiland. Tot slot daag ik Cristina uit om uit te leggen waarom de onafhankelijkheid tot heil strekt van ons dushi Kòrsou. Ik ben bereid om met hem in discussie te gaan om die absurde stelling aan te vechten.

ADOpinie 800

Door Frank Kunneman
Raden van commissarissen vinden (zelf-)evaluatie lastig. Het schiet er nogal eens bij in. Dat heeft verschillende oorzaken. Die zijn niet zozeer rationeel. Ze zijn emotioneel. Nogal wat commissarissen beschouwen zichzelf als geslaagd en succesvol. Je bent toch niet zomaar commissaris geworden? Een beoordeling van hun persoonlijk functioneren vinden ze daarom overbodig. Commissarissen vormen bovendien een elitaire groep in de organisatie. Ten onrechte denken zij dat zij hiërarchisch in de top zitten, zelfs boven het bestuur. Wie ben jij om mij te zeggen wat ik moet doen? Commissarissen zijn onderling ook vaak conflict mijdend. Er is een zekere angst voor confrontatie. Zoals elke groep mensen, proberen ook commissarissen het leuk te houden. Je laat elkaar in zijn waarde. Daar hoort niet bij dat je elkaar de maat gaat nemen. Dat verpest de sfeer. Mogelijk vrezen ze bij evaluatie een gebrek aan objectiviteit. Het kan daarnaast een uitdaging zijn om kritiek te ontvangen. Dit heeft mogelijk gevolgen voor hun reputatie binnen de organisatie. Het kan ook hun positie in de informele pikorde in de groep beïnvloeden.
Kortom, rationeel begrijpen commissarissen wel dat evaluatie nodig is, feitelijk doen ze het niet graag of gebrekkig.
Een gebrekkige manier van evalueren is door jaarlijks een lijstje in te vullen met vragen over het functioneren van de raad. Op een schaal van 1 (‘matig’) naar 5 (‘uitstekend’) wordt bij zo’n evaluatie alles ‘goed’ of ‘uitstekend’. Dat is een slechte manier van evalueren (‘1’).
Het is al wat beter om samen een aantal onderwerpen te selecteren naar aanleiding van zo’n invuloefening en die in de raad te bespreken.
Een echt goede zelfevaluatie van commissarissen is gebaseerd op een evaluatiefilosofie. Dat klinkt gewichtiger dan het is. In essentie moet je, voordat je aan zelfevaluatie begint, kort formuleren waarom je dat wil doen en wat de uitgangspunten zijn. Ik noem er enkele en ook hoe je die kan implementeren.

  1. Het ‘waarom’ van evaluatie is verbetering van het gezamenlijke en individuele functioneren. Alleen al die vaststelling doet wonderen. Het gaat er uitdrukkelijk niet om elkaar de maat te nemen. Je wilt alleen maar uitvinden hoe je het beter kan doen.
  2. Evaluatie is toekomstgericht. Niet achteruitkijken maar vooruitkijken. Je vraagt niet ‘Hoe was het afgelopen jaar de kwaliteit van de discussies binnen de raad?’, maar je vraagt ‘Hoe kunnen we de kwaliteit van de discussie verder verbeteren?’.
  3. (Zelf-)evaluatie is een proces. Begin niet meteen met een uitvoerige persoonlijke beoordeling van elke individu. Zorg dat vorm en inhoud van de (zelf-)evaluatie de kans krijgen zich te ontwikkelen. Begin met het evalueren van het functioneren van de groep als geheel en pas later de individuen. Dat proces mag best twee of drie jaar duren.
  4. Zorg dat je het hele jaar door vormen van (zelf-)evaluatie inbouwt, en leg deze vast in een kalender. Zo ontstaat een geworteld gevoel van noodzaak om je functioneren als raad steeds verder te verbeteren.
  5. Zoek naar verschillende vormen van evaluatie vanuit verschillende perspectieven. Een paar voorbeelden. Houd elke vergadering aan het eind een (zeer) korte ‘meeting-audit’: de voorzitter vraagt elke commissaris om in enkele woorden aan te geven hoe de volgende vergadering nog beter zou kunnen verlopen. Dat is een positieve en neutrale manier om snel allerlei kleine en grotere verbeteringen in te voeren. Op die manier wordt bovendien direct ‘buy-in’ verkregen.
  6. Zorg ervoor dat de voorzitter van de raad minimaal twee keer per jaar een kort een-op-een gesprek heeft met elk van de leden. In dit gesprek staan standaard drie vragen op de agenda: wat ging goed de afgelopen maanden, wat kan in de toekomst nog beter en hoe kan ik mijn voorzitterschap beter invullen?


Op deze manier wordt (zelf-)evaluatie een feest!frankkunneman 2023

Frank Kunneman (frank@ frank.kunneman.com) is advocaat op Curaçao en expert op het gebied van corporate governance.

Door Peter Kavelaars

Geld maakt gelukkig dus waarom zou je dat dan niet stevig belasten? Zeker als de omvang van dat geld jaarlijks in de regel fors toeneemt en je er bovendien niet veel voor hoeft te doen. Kortom, we hebben het hier dus over (veel)vermogenden. Een paar jaar geleden werden zij al onder vuur genomen door de Fransman Piketty, maar inmiddels zijn er in Nederland diverse politici die ook daar eens een duit in het zakje hebben gedaan. De meest opvallende recente actie was die van de VVD en de NSC die een wereldwijde minimummiljardairsbelasting hebben voorgesteld. Een beetje vergelijkbaar met de bekende minimumwinstbelasting van de Oeso van 15% (pillar 2), maar dan dus niet voor bedrijven maar voor natuurlijke personen. Het voorstel komt politiek gezien nogal uit onverwachte hoek, maar wellicht is dat uit ‘defensief’ oogpunt: de meest linkse partijen zijn voor een miljonairsbelasting en herinvoering van een vermogensbelasting en dat spreekt genoemde partijen uiteraard geheel niet aan. Je kunt dan beter met een eigen signaal komen, vooral als dat voorlopig (?) toch niet haalbaar is.

PeterKavelaars 2023Is dit een goed idee? Dat denk ik niet. Vooropgesteld zij echter dat er in delen van de wereld zeker reden is vermogenden zwaarder te belasten. Dat is vanuit maatschappelijk en ethisch perspectief te rechtvaardigen. Daar zijn diverse redenen voor. De grote armoede in de wereld, het sterk groeien van het vermogen van rijken, de hoge mate van inkomensongelijkheid in de wereld en de overigens beperktere vermogensongelijkheid. Tussen landen bestaan op dit punt wel heel grote verschillen die worden uitgedrukt in de zogenoemde ginicoëfficiënt. Van een land als Amerika is bij eenieder wel bekend dat de inkomens- en vermogensongelijkheid fors is. Maar ook in een land als Rusland is dat het geval. In Nederland is dit jaar de belastingdruk op vermogensinkomsten fors gestegen. Zo ligt het tarief in box 2 en box 3 rond 35%. We kunnen dus niet zeggen dat vermogen laag belast wordt. Dit wordt ten aanzien van inkomsten uit aandelen nog versterkt door de vennootschapsbelasting van circa 25% die immers voorafgaat aan een winstuitdeling. Er lijkt hier dus niet zoveel reden om vermogen zwaarder te belasten.

De achtergrond van een miljardairsbelasting is niet alleen dat de vermogensinkomsten als zodanig hoger belast zouden moeten worden, maar vooral ook dat het vrij gemakkelijk zou zijn vermogen te stallen in laagbelastende landen of om te emigreren naar een laagbelastend land. Het eerste, het vermogen onderbrengen in een laagbelastend land, heeft in de regel minder effect: vermogensinkomsten worden internationaal wat betreft de heffing over de inkomsten daaruit veelal ter heffing toegewezen aan het woonland. Het elders onderbrengen van dergelijk vermogen heeft dus betrekkelijk weinig zin. Alleen voor beleggingen in onroerend goed ligt dat anders. Dan is de bronstaat heffingsbevoegd. Onroerend goed is echter veel ‘zichtbaarder’ dan ander vermogen en daarmee minder goed te ontwijken. De andere mogelijkheid die wordt genoemd is emigratie naar een laagbelastend land. Dat kan uiteraard, maar dat wordt toch veel minder snel gedaan. Men heeft vaak een stevige binding met het land waar men al lang woont, bijvoorbeeld omdat het vermogen aan een in dat land gevestigd concern is gebonden. Maar er zijn inderdaad diverse landen die aantrekkelijk zijn om naar te emigreren. In Europa zijn Monaco en Zwitserland bekende voorbeelden. Wat betreft dat laatste land is dat vooral toe te schrijven aan de daar geldende zogenoemde Pauschalregeling die het voor zeer vermogenden fiscaal prettig maakt daar te wonen, omdat de regeling tot heel lage belastingdruk leidt.

Terug naar de wereldwijde minimumbelasting. Is dat nu een goed idee? Wat mij betreft niet. In de eerste plaats is een dergelijke regeling naar zijn aard bijzonder complex. Dat zien we ook bij de al genoemde pillar 2-belasting die wel de meest complexe belasting ter wereld wordt genoemd. Dat is voor de desbetreffende bedrijven al vervelend, maar voor particulieren is dat vanzelfsprekend helemaal onmogelijk. Bovendien roept iedereen al jarenlang om vereenvoudiging; het tegendeel wordt met die belasting bereikt. Een heel ander punt is dat kapitaal op allerlei manieren wordt belegd en veelal in entiteiten zoals vennootschappen, stichtingen, trusts, spf’s en dergelijke is ondergebracht. Dat is buitengewoon lastig om te doorgronden. Bovendien moeten landen gaan inventariseren of de belastingdruk aan het beoogde minimum voldoet en dan zo nodig gaan bijheffen. Zo kan ik nog wel even doorgaan met het vermelden van complicaties. Daarnaast hebben we dan nog het vraagstuk hoe hoog de belasting moet zijn en vooral: vanaf welk vermogen moet die worden toegepast en hoe bereken je dat vermogen? Valt bedrijfsvermogen er ook onder?

Moeten we dan niets doen? Nee, op zich is er zeker reden wat te doen. Wat mij betreft kan in elk geval worden gedacht aan het wereldwijd verbieden van zogenoemde preferentiële fiscale regimes zoals de Zwitserse Pauschalregeling. Voor Nederland zou dan overigens de bedrijfsopvolgingsfaciliteit vergaand moeten sneuvelen. In de tweede plaats bepleit ik een verplichte heffing door de bronstaat - dus bij uitkering van de inkomsten - op dividend, interest en royalty’s van 15%-20%. Dat is eenvoudig uit te voeren en dan wordt in elk geval steeds een redelijk minimum belastingbedrag geheven. Het moet wereldwijd nog wel worden afgedwongen. Dat is niet zo moeilijk: landen die deze twee regelingen niet invoeren komen op de zwarte lijsten van de Oeso terecht en kunnen geen deel uitmaken van het zogenoemde Inclusive Framework. Plaatsing op de zwarte lijst vinden landen helemaal niet leuk. Wat betreft de landen die hier niet aan meedoen is er in de regel weinig aan de hand: daar wil een vermogende zijn geld toch niet onderbrengen.

Peter Kavelaars is hoogleraar Fiscale Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en of counsel Deloitte Dutch Caribbean.

 

ADOpinie 800

Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar algemeen@antilliaansdagblad.com. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is XCG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.