loderwijkgerhartsMidden mei 1957 bezocht ik de directeur van de Mijnmaatschappij te Nieuwpoort, Curaçao, en toevallig was men die morgen aangevangen met het afbreken van een kalkfabriek, een staalconstructie, die gedurende de eerste wereldoorlog was gemaakt om de Shell te Curaçao van hoognodige kalk te voorzien. Ik verzocht de directeur, de heer Mesney, of het mogelijk was de fabriek te kopen en of hij de afbraak wilde stoppen als koop mogelijk was. De afbraak werd gestopt en de heer Mesney beloofde zijn superieuren in Engeland te telegraferen.
De koop werd op 28 mei 1957 gesloten. Ik had de heer Karl Mayer uit Bonaire laten komen, die de fabriek van alle kanten fotografeerde en ikzelf maakte een plattegrond tot op de millimeter nauwkeurig. De afbraak ging daarna door en de stukken werden op de kade gedeponeerd, waar het schip ‘Antillia’ ze inlaadde en naar Bonaire bracht. Tevoren had ik de Shell gevraagd of zij kalk zouden kopen indien ik die kon leveren en het antwoord was akkoord, tot ongeveer 150 ton per maand. De dagproductie kon 6 ton per dag halen.
De fabriek werd opgebouwd door Bonairiaanse arbeiders onder leiding van Agusto Flores en men verrichtte een mooi stukje werk. Toen de ijzerconstructie gemonteerd was leek het mooier dan vroeger op Curaçao.
We waren er nog niet, want vuurvaste klinkers moesten besteld worden en die moesten speciaal gebakken worden naar de vorm van de ronde oven; motoren en generatoren moesten worden besteld uit Amerika en Engeland en zo duurde het ruim twee jaar eer de fabriek voor het proefdraaien gereed was.
Voor het opnieuw metselen van de oven kreeg ik de hulp van een schoorsteenbouwer van de Shell.
Aan de opbouw was toen bijna een ton aan geld besteed. Voor het grootste gedeelte geleend van de Bonaire Commercial Bank (later ABN).
Ik had aan het Bestuurscollege van Bonaire gevraagd of ik de koraalstenen, die langs de zuid- en zuidoostkust lagen, voor de fabriek mocht gebruiken en op 29 juni 1959 werd dit per brief bevestigd.
Op 8 juni 1960 deelde ik het Bestuurscollege mede, dat ik na twee weken gereed zou zijn om proef te draaien en ik vroeg een vergunning om de stenen van de kust tussen de Willemstoren en Sorobon weg te halen. Het bestuur van Bonaire bestond toen uit de Gezaghebber A.J. van Hesteren, de gedeputeerden C.D. Crestian en mevrouw M.C. Hellmund-Boom, terwijl de vertegenwoordiger in de Staten Julio A. Abraham was, die tevens optrad als coördinator tussen de regering en het Bestuurscollege, de welvaartsplannen betreffende. Tot de welvaartsplannen behoorde mijns inziens ook de kalkfabriek, die aan zo’n 25 personen continu werk verschafte en voorts werk gaf aan de tiental chauffeurs/eigenaren van dumptrucks die voor de aanvoer van de grondstof (stenen) moesten zorgen. Per jaar werd er ruim een ton besteed aan lonen, truckhuur, enzovoorts.
Maar de coördinator, gesteund door zijn twee gedeputeerden, wist gedaan te krijgen, dat het Bestuurscollege weigerde vergunning te verlenen de stenen weg te halen van de uitgezochte strook zeekust en verlangde, dat ik ze zou gaan halen bij Onima, Playa Grandi of Savana Piedra Cruz. De bezwaren, die ik tegen die plaatsen had, waren dat de afstanden anderhalf tot tweemaal zo groot waren als naar de zuidoostkust, maar bovendien dat de stenen, die daar lagen, ongeschikt waren. Ik kreeg hierbij steun van dr. J.H. Westerman en prof. Buisonjé, geologen, die Bonaire op hun duimpje kenden.
Allerlei onzinnige bezwaren werden door het Bestuurscollege opgeworpen en die golden alleen deze nieuwe industrie, want toen ik een aantal truckeigenaren vroeg vergunning aan te vragen voor het weghalen van de stenen van de plaats die ik had uitgezocht, kregen zij die wel. Binnen een paar dagen had ik een paar honderd truckladingen bij de fabriek liggen tot grote woede van de coördinator. Hij zond een boswachter naar het terrein om het weghalen van de stenen te stoppen, doch dat was niet mogelijk, want de mensen hadden vergunning en er was voor betaald. Het haat was zo groot, dat men toen ik langs de westkust ging kijken, waar men juist de EEG-weg had aangelegd, of er mogelijk stenen waren weggegooid die voor de weg niet bruikbaar waren, een boswachter met een geweer op de fiets werd uitgezonden om te zien wat ik nu weer uitspookte. De boswachter en ik hebben daarover veel plezier gehad. Het tekende de mentaliteit van onze bestuurders wel!
Zelfs de flamingo’s werden erbij gehaald. Ze zouden schrikken van de trucks, die met stenen waren geladen. Van trucks, die met zout geladen waren schrokken die verstandige beesten niet. Ik liet overigens de trucks via Terra Corra naar de fabriek rijden. Toen men in vroegere jaren te Rincon kalk brandde, haalde men via deze route stenen weg en passeerde dan Onima, enzovoorts.
Teneinde aan het geplaag een einde te maken vroeg ik aan mr. J.L.A. Visser, advocaat te Curaçao, op 9 juli 1960 een kort geding tegen het Bestuurscollege te beginnen. Het Bestuurscollege kreeg van de Eilandsraad 2.500 gulden voor dit rechtsgeding.
De Gezaghebber en ik zijn toen gaan kijken bij Onima om te zien of de stenen die daar lagen bruikbaar waren, en de heer Van Hesteren was het met mij eens, dat ze inderdaad niet gebruikt konden worden. Maar hij had één stem en de gedeputeerden samen twee!
De rechter verwees de zaak naar de gewone rechter. Intussen klaagde de coördinator in de Staten over de ‘schrikwekkende toename van werkloosheid te Bonaire’, waarop Statenlid De Boer uitriep: ,,Zorg dan maar dat de kalkfabriek kan gaan werken.”
In september kwam de zaak voor in een zitting van het gerecht te Curaçao. De Gezaghebber moest optreden voor het Eilandgebied; de gedeputeerden bleven thuis. Op een gegeven ogenblik zei de president van de rechtbank ongeveer het volgende: ,,Meneer de Gezaghebber, ik weet nog niet welk vonnis ik zal wijzen. Doch wanneer de heer Gerharts gelijk mocht krijgen, dan zou het wel eens kunnen zijn dat hij een grote schadevergoeding aan het Eilandgebied zal vragen.”
Binnen een dag had ik de gevraagde vergunning! Het was een voorbeeld hoe een initiatief door nietsnutten kan worden gedwarsboomd. Het koste mij 1.450 gulden aan advocaatkosten en aan het Eilandgebied 2.500 gulden van hun advocaat die een paar maal een reisje naar Bonaire had moesten maken.
We gingen aan de slag op 10 oktober en op 20 oktober 1960 werd de eerste order ontvangen van de firma Prospero Baiz te Curaçao.
Maar kalkbranden was moeilijker dan ik dacht. Ik had vele malen het branden van kalk te Bonaire gezien. Een laag hout, daarop een laag stenen, daarop weer hout, tot men een ronde loop bereikt van ongeveer 120 centimeter hoog. Die werd bedekt met takken en bladeren en daarover aarde. Een vuur werd ontstoken en de brander hield de brandende hoop voortdurend in de gaten. Na enige dagen was het branden klaar en wanneer er geen mens met een ‘kwaadoog’ langs was gekomen, had men enige honderden zakken goede kalk.
Maar de kalk die wij aan de Shell moesten leveren, moest tussen de 90 en 95 procent zuiver zijn. Dat was een zeer moeilijke opgave. Onze stenen van de kust waren jonger dan de stenen die uit de Tafelberg werden gehaald, die enige miljoenen jaren oud waren.
Het duurde tot in de tweede helft van 1962 eer wij de gewenste kwaliteit hadden bereikt. De Shell steunde ons voortdurend, terwijl ook de manager van Nieuwpoort herhaaldelijk advies kwam geven.
En toen barstte de bom in begin 1963. Shell ging overschakelen op een andere procedé en had geen kalk meer nodig. Wij probeerden daarna kalk aan Porto Rico te leveren. Wij konden concurreren tegen Amerikaanse kalk. De regering van de USA stelde daarop een bedrag beschikbaar om op Porto Rico een kalkbranderij te bouwen en hiermee verviel alle hoop de fabriek in stand te houden. De fabriek werd op 31 mei 1963 gesloten. Van de voorraad kalk hebben wij tot juli nog wat aan Shell kunnen leveren.
De Shell heeft onverplicht een flink deel van het verlies voor haar rekening genomen.
Voor ons was een en ander een grote teleurstelling. De animo om wat nieuws te beginnen was door het optreden van het Bestuurscollege voor een lange tijd geblust.


Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.