De krant openslaan tijdens je ontbijt of in de namiddag is een goede gewoonte.
Maar dit keer vanochtend bij het lezen van het ingezonden stuk van George Lichtveld liet ik zelfs mijn kopje koffie koud worden.
George, helemaal gelijk: het erge van de beslissingen van onze minister van Justitie, de heer Quincy Girigorie, vind ik dat hij zich geheel niets aantrekt van een te nemen beslissing door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en ook niet over de duidelijke signalen afgegeven door het Europese Hof over ernstige mensenrechtenschendingen die hier te lande plaatsvinden. De minister, in zijn handel en wandel sluit rigoureus door wanhoop, honger gedreven Venezolaanse medeburgers op in de bekende barakken. Dit is een ongekend verschijnsel voor ons Curaçao, dat vroeger zo bekend stond voor de mensvriendelijke tolerantie voor mensen in nood. Willen wij een paar voorbeelden hebben?
Ik denk aan de vele Sefardische-Portugese joden, die tijdens de Spaanse inquisitie gevlucht zijn naar onder andere Curaçao en de vele Asjikenazische joden die aan het begin van de Tweede Wereldoorlog hun heil zochten vanuit Duitsland en Oost-Europa naar Curaçao. Een derde voorbeeld de Libanezen, die moesten vluchten, zowel moslims als katholieken, alweer naar Curaçao. En nu opeens is deze ‘openarmenwarmte’ geheel zoek bij het opvangen van onze in zwaar weer bevindende buren uit Venezuela? Ongelooflijk.
George Lichtveld haalt dan aan het einde van zijn opmerkelijk ingezonden stuk de ‘quasi christelijke houding’ aan van de minister, die nog wel een voorganger van een christelijke beweging schijnt te zijn. Waar haalt deze man de euvele moed vandaan om met zulk een antichristelijke houding de kansel op te gaan?
George Lichtveld haalt terecht het evangelie van Mattheüs aan, hoofdstuk 25, de verzen 31 t/m 46. Maar ik wil deze verzen scherper in de schijnwerpers plaatsen. Hier is Jezus zelf aan het woord en zegt dat, als wij de hongerigen niet te eten geven, waar wij de naakten niet kleden, waar wij de zieken niet bezoeken, waar wij de gevangenen niet de vrijheid van Gods evangelie brengen, wij er niet over moeten peinzen dat wij ooit het rijk van God mogen binnengaan. Want als wij dat niet doen met onze naasten, hebben wij het evenmin voor God gedaan. Want, zegt Jezus, als jullie het niet voor jullie naasten doen, dan evenmin voor Mij. Nog harder klinken hier Jezus’ woorden, waar Hij dan oordeelt: Ga weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor duivel en zijn engelen bereid is.
Hoe durft iemand, die zichzelf christen noemt het eerste en tweede gebod van Jezus überhaupt nog in de mond te nemen? Heb God lief, met geheel je hart, met geheel je ziel en met al je verstand en je naaste als jezelf. Zo is het wel genoeg vandaag. George Lichtveld heeft gelijk waar hij dan zich afvraagt: Brengt dit niet een vloek Gods over ons eiland?
Ds Jan Jonkman-em,
Curaçao

ADBrief 800