Elke nieuwe Nederlandse bewindspersoon voor Koninkrijksrelaties - met de Caribische eilanden in zijn of haar portefeuille - spreekt steevast over het belang van ‘goed bestuur op de Antillen’. Dat geldt ook voor Tweede Kamerleden en vaak eveneens voor Eerste Kamerleden van diverse fracties - van zowel de linker- als vooral de rechterflank. In vrijwel elke commissievergadering of elk Kamerdebat over Koninkrijksrelaties valt het begrip ‘deugdelijkheid van bestuur’, of wordt ernaar verwezen. Steevast krijgt de ermee belaste staatssecretaris dan de opdracht mee - al dan niet in de vorm van een motie - om hier werk van te maken bij de autonome landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten, evenals bij de bijzondere Nederlandse gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het begrip is inmiddels zo ingeburgerd dat het regelmatig terugkomt in partijprogramma’s en later in Nederlandse regeerakkoorden, de Rijksbegroting en soms zelfs in de troonrede.
Terecht. Goed politiek bestuur vormt immers de basis van een gezonde samenleving, samen met de hoge colleges van staat en de vereiste checks & balances. Dat er vanuit het ‘moederland’ op allerlei manieren wordt gehamerd op ordentelijk openbaar bestuur is daarom op zichzelf toe te juichen. Het gaat daarbij niet alleen om integere politieke bestuurders (ministers en Statenleden), maar ook om de noodzakelijke randvoorwaarden, zoals een goed functionerende overheid in brede zin. De zogenoemde Landspakketten, die sinds de covidcrisis vanaf 2020 min of meer door Den Haag zijn opgelegd, staan er vol mee. Op zich een prima zaak, want ook de bestuurlijk kwetsbare eilandelijke overheden ontkomen niet aan noodzakelijke hervormingen.
Ironisch wordt het echter wanneer dezelfde partner binnen het Koninkrijk er zelf een puinhoop van maakt. En dat is precies wat er momenteel gaande is in de Nederlandse hofstad. De formatie van het kabinet-Schoof, met de PVV van Geert Wilders als grootste partij, was een enorme klus en alles wees erop dat vanaf het begin dit kabinet gedoemd was om vroegtijdig te mislukken. Veel aangekondigde maatregelen hielden staatsrechtelijk geen stand. Het Binnenhof was nauwelijks serieus te nemen: crisis volgde op crisis, totdat Wilders de stekker eruit trok en de regering demissionair werd. Inmiddels bestaat, na het vertrek van ook NSC, de oorspronkelijke coalitie van vier partijen nog slechts uit VVD en BBB; samen goed voor slechts 32 zetels, terwijl er minimaal 76 nodig zijn voor een meerderheid in de Tweede Kamer. De vervroegde verkiezingen zijn gepland voor eind oktober, waarna vermoedelijk opnieuw een moeizame formatie volgt. Dat betekent dat Den Haag langdurig bestuurlijk vleugellam is. Dit is allerminst een staaltje van ‘goed bestuur’.
Een buitenstaander zou nog kunnen zeggen dat dit ‘een autonome aangelegenheid’ is van het Europese deel van het Koninkrijk. Dat is deels waar, en natuurlijk zorgen ambtelijke waarborgen ervoor dat de lopende zaken doorgaan. Toch heeft het Caribisch deel van het Koninkrijk wel degelijk belang bij een goed functionerende Nederlandse ministerraad. Allereerst omdat deze raad, aangevuld met de Gevolmachtigde ministers van Curaçao, Aruba en Sint Maarten, ook de Rijksministerraad ofwel de Koninkrijksregering vormt. Daarnaast raken bepaalde ministeries in het bijzonder aan Koninkrijkszaken en -taken, zoals Buitenlandse Zaken en Defensie. Beide zijn, in een roerige wereld verder weg maar ook dichtbij - in het gebied tussen de ABC-eilanden en buurland Venezuela - van cruciale betekenis. Laat nu juist de NSC-minister van Buitenlandse Zaken degene zijn die ontslag heeft genomen.
Het is niet altijd prettig voor lokale politici, maar uiteindelijk vaak wel goed dat Den Haag de eilanden aanspreekt op goed bestuur; omgekeerd moeten Willemstad, Oranjestad en Philipsburg Nederland evenzeer kunnen wijzen op bestuurlijk falen en het blijvend behartigen van de Koninkrijksbelangen.