ANALYSE REDACTIE
CPR, Caribbean Petroleum Refinery (CPR), heeft Curaçao nog weinig voorspoed gebracht. Velen zullen zeggen: integendeel. Aanvankelijk - begin juni 2022 - klonk het nog veelbelovend, met de naam van Luis Giusti, de voormalig president-directeur van PdVSA voordat Hugo Chávez in buurland Venezuela aan de macht kwam. Giusti bekleedde daarna hoge adviserende functies in de Verenigde Staten en stond lange tijd bekend als een autoriteit op het gebied van de internationale petroleumindustrie.
Hij werd binnen CPR al snel overschaduwd door andere inmiddels Amerikaan geworden Venezolanen, waarvan Raul Socorro zich opwierp als voorman. CPR werd zelfs ‘preferred bidder’ (lees: de voorkeurskandidaat) om de nieuwe exploitant te worden van de Isla-raffinaderij. Hiertoe voorgedragen door een speciale Head Hunting-commissie én de interim-directeur van overheids-nv Refineria di Kòrsou (RdK). Dat ging niet helemaal probleemloos; twee commissarissen van RdK - die tóen al niet geloofden in CPR - stapten (onder politieke druk) op. De focus was namelijk gericht op de gouden bergen die werden beloofd. Dat blindstaren kwam Curaçao duur te staan.
Puntje bij paaltje bleken de ‘proof of funds’ niet op orde. Dat was weliswaar al eens gebeurd, met een eerdere ‘preferred bidder’. Dit keer was de situatie evenwel véél ernstiger: er was namelijk gerommeld/gesjoemeld met de financiële papieren; deze waren zelfs bewust vervalst (om RdK en daarmee Curaçao op het verkeerde been te zetten). Een schoffering van jewelste. Toch was dit voor RdK noch voor premier Gilmar Pisas (MFK), politiek verantwoordelijk voor de lokale petroleumsector, reden om de betrekkingen op te zeggen.
Sterker nog, Pisas was kennelijk in eerste instantie zo van slag dat hij de media, die de falsificaties hadden onthuld, het mislukken van de deal verweet. Ook liet de minister-president zich gebruiken om een ‘dreigbrief’ van CPR in de Staten - het hoogste orgaan van het Land - hardop voor te lezen; er zou weleens een megaclaim kunnen komen en CPR zou met behulp van Amerikaanse inlichtingendiensten op Curaçaos territorium onderzoek doen naar het lek. Dat bleek (natuurlijk) grote onzin.
Ondanks het interne advies om direct aangifte te doen, duurde het nog lang voordat RdK naar het Openbaar Ministerie (OM) stapte; de Centrale Bank CBCS, die al snel doorhad dat de stukken fake waren, was het overheidsbedrijf vóór geweest met aangifte. Uiteindelijk werden de onderhandelingen met CPR eerst ‘on hold’ gezet en daarna ook beëindigd. CPR zelf hield bij monde van Socorro tijdens een ingelaste lunchpersconferentie vol dat deze groep by far de beste kandidaat was om operator van de raffinaderij te worden en ‘de droom voor Curaçao’ was/zou worden. Oppositieleider Quincy Girigorie (PAR) zou later ontdekken dat CPR zélf (ook) betrokken was geweest bij de vervalsingen, maar het is nog wachten op het parlementaire debat met Pisas daarover.
Wie dacht dat het stopzetten van de exclusieve onderhandelingsstatus voor de Isla-deal betekende dat het Land Curaçao verlost was van CPR, heeft het mis. Want in de tussentijd was in augustus 2022 met CPR een tussentijds contract gesloten voor de huur van opslagruimte in de RdK-tanks bij de terminal Bullenbaai. Dat ging eigenlijk al vrijwel meteen mis. In plaats van ‘crude oil’ kwam er in september plotseling ‘fuel oil’, terwijl de tanks daar niet gereed voor waren gemaakt.
Maar vooral, de herkomst van de olie was uiterst verdacht. RdK en de regering schrokken zich een hoedje toen het persbureau Associated Press op 16 november 2022 een artikel publiceerde dat de wijze beschrijft waarop Knob Trading (een in Panama gevestigde klant van CPR) via CPR de Amerikaanse (OFAC-)sanctiewetgeving probeert te omzeilen door bijna 500.000 vaten olie op te slaan op Curaçao dat in eigendom is of was van PdVSA. ,,Het artikel sloeg zowel lokaal als mondiaal in als een bom en resulteerde er vervolgens in dat niemand meer olie wilde opslaan op Bullenbaai”, verklaarden de advocaten van overheids-nv RdK deze week voor de rechter. Dus toch, zo was de eerste reactie van menigeen, want hiervoor weigerde de RdK-top vragen hierover te beantwoorden.
Nu, enkele maanden verder, blijkt CPR - intussen intern verscheurd door onderlinge verdeeldheid tussen enerzijds de (Amerikaans-)Venezolaanse ubo’s en anderzijds hun vroegere Curaçaose businesspartner Erchenel Doran - niet alleen het eiland imagoschade te hebben toegebracht, maar ook nog eens de facturen voor de huur van de opslagtanks onbetaald te laten. De huur die volgens RdK-directeur Patrick Newton, voldoende was om zijn dure payroll te betalen. De teller staat al op 17 miljoen gulden; geld dat CPR verschuldigd is en wat het Land (lees: de Curaçaose bevolking) toekomt. Maar, zelfs dát is nog niet alles. CPR (lees: de Curaçaoënaar Doran) betwist de schuld en hij draait het gewoon om. Het is juist RdK die de contractafspraken niet nakomt door ondeugdelijke tanksopslagruimte aan CPR te verhuren. Letterlijk stellen zijn advocaten dat er ‘zand in de olietanks’ zit.
CPR brengt geen ‘droom voor Curaçao’, maar grote ellende. De juristen van de inmiddels ‘bijgekomen’ (lees: wakker geworden) RdK vatten het als volgt samen: inmiddels zitten we in 2023 en is er tussen partijen (en RdK) het nodige gebeurd. ‘Ter illustratie’ wordt opgesomd: a. het afketsen van de overname van de raffinaderij en de terminal, nadat is gebleken dat CPR vervalste/gemanipuleerde documenten heeft overhandigd waaruit zou moeten blijken dat zij over voldoende financiële daadkracht beschikt; b. de ontdekking dat de door CPR in bewaring gegeven olie afkomstig is via PdVSA/Venezuela en aldus mogelijk gesanctioneerde olie betreft; en c. de interne machtsstrijd binnen CPR die haar onderneming vleugellam heeft gelegd, met uiteindelijk alle gevolgen van dien voor de overheids-nv’s en het Land Curaçao. ,,Het grote zwartepietenspel was daarmee ook begonnen. Iemand, anders dan de heer Doran zelf uiteraard, moet natuurlijk de schuld krijgen voor dit fiasco.”
Fiasco, dat is de juiste typering. Een fiasco waar niemand verantwoordelijkheid voor neemt, maar waar duidelijk wel verschillende topfunctionarissen en hun adviseurs verantwoordelijk voor zijn. Zij zitten een jaar verder echter nog (bijna) allemaal op hun rijkelijk beloonde stoel: van raad van bestuur (RvB) tot raad van commissarissen (RvC) van zowel Refineria di Kòrsou (RdK) als dochteronderneming Curaçao Refinery Utilities (CRU). Maar ook van Head Hunting-commissieleden tot aan de minister-president. Al tientallen miljoenen zijn gaan zitten in de zoektocht naar een nieuwe, goede en betrouwbare operator, zo memoreerde Pisas zelf enige tijd terug, verwijzend naar alle eerdere mislukte pogingen. Op het conto van zijn MFK/PNP-regering kan hij er nu gerust een paar miljoen bij optellen aan materiële kosten, om over de immateriële (reputatie)schade maar te zwijgen. De premier zelf geeft nauwelijks tekst en uitleg. Hij verwijst daarbij naar het goede advies dat hij vroeger van zijn moeder kreeg; om maar zo min mogelijk te zeggen. Rekenschap afleggen hoort evenwel bij uitstek bij de functie van regeringsleider. En … zwijgen is óók iets zeggen: namelijk instemmen.
Door het fiasco met CPR, zoals RdK het nu zelf ook noemt, is Curaçao verder van huis: geen exploitant (laat staan een goede en betrouwbare), geen productie en werkgelegenheid en geen huurinkomsten. In plaats daarvan rechtszaken, hoge kosten, geen uitzicht op een oplossing en grote risico’s bijvoorbeeld richting Ofac in Washington. Het wordt tijd voor sterk en doortastend leiderschap.