De Staten van Aruba oogstten op zich terecht lof na het besluit om - in verband met de coronacrisis - het salaris van de Statenleden met een kwart te reduceren. Vooral in het buitenland, buiten de eigen eilandgrenzen om, werd gewezen op de volprezen daadkracht van de Arubaanse volksvertegenwoordigers. Een nauwkeuriger kijkje (achter de schermen) geeft inzicht in hoe het er daadwerkelijk aan toeging en, vooral ook, nog aan toe moet toegaan alvorens het allemaal echt zover is.

Het begon begin april. De openbare vergadering van het parlement ter behandeling van, onder andere, de begroting van de Staten van Aruba voor het dienstjaar 2020 ving aan op 7 april. De coronacrisis woedde toen al enkele weken, ongeveer vanaf medio maart, en liet sindsdien een spoor van vernieling en schade achter in het bedrijfsleven en vooral de toeristische sector. De behandeling van de parlementsbegroting werd geschorst om - gezien de gevolgen van de Covid-19-maatregelen - de kosten te verlagen.

Met betrekking tot het verlagen van de personeelskosten was echter commotie ontstaan binnen de coalitie: de voortzetting van de behandeling van de begroting van de Staten werd zelfs bijna een maand lang geschorst, omdat de coalitiepartners het niet eens konden worden over de door te voeren verlaging in personeelskosten, met name de verlaging van het salaris van de 21 parlementsleden.

Nadat POR (Pueblo Orguyoso y Respeta) een motie had ingediend voor het verlagen van het salaris van de Statenleden met 1.000 florin gedurende een periode van drie maanden, hebben MEP (Movimiento Electoral di Pueblo) en RED Democratico een initiatiefontwerp ingediend waarmee de Statenleden én de ministers van het kabinet-Wever-Croes 10 procent van hun salaris zouden inleveren, en wel tot en met 31 december 2020. Als reactie daarop kondigde POR aan om 25 procent te gaan inleveren, maar het bleef bij politieke retoriek die niet uitmondde in concrete uitwerkingen.

analyse2

Oppositiepartij AVP (Arubaanse Volkspartij) - met negen zetels de grootste partij, nadat MEP het lid Daphne Lejuez verloor, dat verderging als onafhankelijk volksvertegenwoordiger, en op acht zetels kwam - heeft bij de voortzetting van de openbare vergadering op 28 april ter behandeling van de Statenbegroting een amendement ingediend, waarin de Statenleden 25 procent van hun salaris zouden inleveren inclusief de vakantie-uitkering tot en met de jaarwisseling 2020/2021. De behandeling van de Statenbegroting werd die dag geschorst.

De volgende dag, op 29 april, werd de behandeling voortgezet en de coalitiepartijen - MEP, POR en RED; samen goed voor een krappe meerderheid van slechts 11 van de 21 Arubaanse zetels - sloten zich bij het amendement aan. Het onafhankelijk lid Lejuez was niet aanwezig. Dit amendement op de begroting van de Staten voor het dienstjaar 2020 hield daarmee in een algemene kostenverlaging van 500.000 florin en een verlaging in de personeelskosten, door de inkorting van 25 procent van het salaris van de 21 Statenleden, ten bedrage van 530.000 florin.

De salarisverlaging van de Statenleden (en ministers) is daarmee nog niet rond; het moet nog geformaliseerd worden in de te behandelen ontwerp-Landsverordening tot wijziging van de Voorzieningen van Politieke Ambtsdragers, die echter wel een gekwalificeerde meerderheid vereist. Dat wil zeggen minstens 14 stemmen vóór. Als het aan de regeringspartijen alléén ligt is het dus nog geen gelopen race. Coalitie én oppositie zijn nodig om de beoogde salarisreductie, waarmee vooral door de regeringspartijen al mooie sier werd gemaakt, daadwerkelijk concreet te maken. Al gaat het alles bij elkaar om slechts circa 30 politieke ambtsdragers - parlementariërs en ministers inclusief Gevolmachtigde minister - en zal het opgeteld de overheidsuitgaven niet substantieel doen verlagen; in deze fase van deze enorme crisis helpen alle beetjes en is vooral de voorbeeldfunctie van de gekozen leiders van zeer grote waarde.