Advocaat Achim Henriquez beschuldigt mij (Jan Huurman, voormalig inspecteur-generaal Volksgezondheid) van het schenden van het medisch beroepsgeheim naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank in een zaak die twee van zijn cliënten hadden aangespannen tegen de SVB. De aantijgingen van Henriquez zijn op geen enkele wijze terug te vinden in het genoemde vonnis, waardoor zijn uitlatingen naar de pers niet meer zijn dan losse flodders. Wel losse flodders met mogelijk ernstige consequenties.

Wat zijn de feiten? Medio 2018 verzocht de Inspectie van Onderwijs aan de Inspectie Volksgezondheid een onderzoek in te stellen naar de kwaliteit van een specifiek type psychologische rapporten. In samenwerking met een daartoe speciaal aangetrokken inhoudsdeskundige is de Inspectie onder mijn leiding in het najaar van 2018 met dit onderzoek begonnen. In de eerste fase van het onderzoek, toen ik nog in functie was als inspecteur-generaal, bleek mij dat er zeer gerede aanwijzingen waren dat er sprake was van onbevoegd handelen (uitvoeren van psychologische arbeid door niet-psychologen) en het onterecht declareren van activiteiten. Dit laatste aspect is vastgelegd in de brief d.d. 23 oktober 2018 die in het vonnis wordt aangehaald. In die periode heb ik ook uitlatingen gedaan richting de media, zonder enige naam van een psycholoog of van een cliënt te noemen.

Het onderzoek naar de kwaliteit van psychologische rapporten is na mijn onvrijwillig vertrek voortgezet en afgerond onder verantwoordelijkheid van mijn opvolger. Het aspect ‘onbevoegd handelen’ heb ik terstond onder de aandacht gebracht van de verantwoordelijke minister, zonder enig effect, althans niet in de periode dat ik mijn functie bekleedde.
Het aspect ‘onterecht declareren’ heb ik, geheel conform de regels en afspraken, onder de aandacht gebracht van de SVB, in de fase dat mijn eigen onderzoek naar dat punt nog niet geheel was afgerond. Zoals bekend heeft de toenmalige minister Suzy Camelia-Römer mij in november 2018, dus kort na de aangehaalde brief, uit mijn functie gezet vanwege ongenoegen harerzijds met onderzoekingen die ik deed naar de kwaliteit van handelen van een kinderarts. Toen en nu had ik de stellige indruk dat het ging om een grotere weerstand, namelijk tegen mijn inspanningen om de kwaliteit van zorg in brede zin op te krikken. Dat daarmee bepaalde zorgverleners het moeilijk kregen, is algemeen bekend. Algemeen bekend is ook dat Suzy Camelia-Römer elke inspanning van mijn kant om de kwaliteitswet BIG ingevoerd te krijgen, heeft gesaboteerd.

Vanwege mijn gedwongen vertrek heb ik de bovengenoemde onderzoeken niet kunnen afronden, wat waarschijnlijk ook de intentie was van het uit functie zetten. Na mijn vertrek heeft de SVB kennelijk een vervolgonderzoek ingesteld. Over de inhoud en kwaliteit van dat onderzoek, basis voor de terugvorderingen, kan ik geen enkele zinnige uitspraak doen. Evenmin over de kwaliteit van verdediging in het proces dat ten grondslag ligt aan de uitspraak van de rechtbank d.d. 3 februari 2021. Ik stel vast dat noch de inspectie noch ondergetekende partij was in dit proces. Ik ben derhalve niet in de gelegenheid geweest mijn handelen toe te lichten. Overigens stel ik tevens vast dat de uitspraak voor een niet gering deel is gebaseerd op technische onvolkomenheden, zoals het ontbreken van een formele accordering van de brief van 23 oktober 2018. Zoals gezegd, het lopende onderzoek werd in november 2018 abrupt onderbroken door de ingreep van de minister. Als ik in de gelegenheid was geweest het onderzoek wel geheel af te ronden, zou deze formele onvolkomenheid zeker zijn weggenomen.

Advocaat Achim Henriquez stelt in zijn persbericht dat ik het medische beroepsgeheim zou hebben geschonden. Dat is niet het geval, en blijkt ook niet uit het vonnis. Een schending van het medisch beroepsgeheim is een ernstig vergrijp dat aangepakt kan worden via het strafrecht of via de medische tuchtwet. Ik ben in Nederland geregistreerd als BIG-arts en ik heb mij te houden aan de gestelde regels. Dat heb ik altijd gedaan op Curaçao in mijn rol als inspecteur-generaal. Mocht advocaat Henriquez overtuigd zijn van het tegendeel, dan dient hij terstond een aanklacht tegen mijn in te dienen, ofwel via de tuchtwet ofwel via het strafrecht en wellicht via beide kanalen. Zolang zo’n klacht uitblijft, schiet Henriquez met losse flodders. Dat is voor mij niet nieuw, gewend als ik op het eiland was aan bizarre ongegronde beschuldigingen, maar vervelend blijft het. Ik wacht de vervolgstappen van Achim Henriquez ontspannen af. Wie stelt, moet bewijzen. En wie stelt zonder bewijzen, is een dwaas.

Jan Huurman,
Nederland

ADBrief 800