Op de voorpagina van de laatste editie van 2020 van het Antilliaans Dagblad was een artikel afgedrukt dat vele vragen oproept. Gesteld werd, dat Corc bv drie maanden geleden werd opgericht met als doel de raffinaderij te kunnen opstarten en te gaan deelnemen aan de internationale olieverwerkings- en vervoersindustrie.
Ten eerste wie zijn de initiatiefnemers en over welk kapitaal en kennisniveau kan deze nieuwe onderneming beschikken? Welke personen vormen de directie en de raad van commissarissen? Zijn er aandelen via de banken beschikbaar gesteld en hoeveel startkapitaal heeft Corc nu?
Ir. Javier Hernández wordt genoemd. Deze 80-jarige persoonlijkheid heeft inderdaad grote ervaring op onderhavig gebied, maar daar komt men niet ver genoeg mee, als er geen kapitaalkrachtige en ervaren organisatie achter staat met vele internationale contacten. Dan worden nog andere namen genoemd, waaronder een Braziliaan. Deze persoon is nog actief in zijn branche en de vraag is, of hij voldoende tijd kan vrijmaken voor een dergelijk nieuw project. Met het beginnen van een nieuwe onderneming is veel geld gemoeid, zeker indien men buitenlandse geïnteresseerden moet betalen, laten reizen en in hotels onderbrengen. Dan kantoorruimte en personeel. Waar is Corc of ‘kurk’, die de raffinaderij nieuw leven moet inblazen, gevestigd?
Kijken we nu naar grote internationale oliemaatschappijen, zoals de Shell, dan kunnen we het beleid volgen dat nodig is om in deze industrie te kunnen laten overleven. In eerste instantie ging men er in 1985 reeds van uit, dat de raffinage niet in de productiegebieden moet geschieden, maar in de afzetlanden. Ten tweede gaat men onder druk van opwarming der aarde door het verbranden van fossiele stoffen, nu de richting kiezen van ‘groene energie’, dus zonnewarmte, windenergie, vervangende - minder vervuilende - warmtebronnen en zo mogelijk getijdenkrachtbronnen.
In de scheepvaart wordt het gebruik van zware olie bijna wereldwijd teruggedrongen, tenzij zeeschepen over zogenoemde ‘scrubbers’ beschikken (één miljoen dollar per stuk). Deze ‘scrubbers’ ontdoen de uitlaatgassen van gevaarlijke bestanddelen. Een andere tendens in de scheepvaart is het gebruik van LNG (liquefied natural gas) en er wordt al geëxperimenteerd met waterstof voor het wegverkeer, naast het op grote schaal introduceren van elektrische voertuigen.
Dit beeld roept vragen op bij het opstarten van een honderd jaar oude raffinaderij, waar bij het onderhoud vele vraagtekens kunnen worden gezet. De Venezolanen stonden er niet bekend om dat onderhoud bij hen een prioriteit was en ten tijde van het actief raffineren door de Isla kon men bijna dagelijks brandalarm horen.
Nu nog even terug in de geschiedenis. Toen de Shell in 1985 de raffinaderij en andere bezittingen op Curaçao voor één Antilliaanse gulden aan het Eilandgebied verkocht, werd de Venezolaanse staatsoliemaatschappij PdVSA bereid gevonden om de raffinaderij en de enorme olieopslag en -overslag op Bullenbaai te ‘leasen’ met de optie tot verlengingen. Ten tijde van deze transactie werd Venezuela geregeerd door een democratisch gekozen regering. In 1992 trachtte luitenant-kolonel Hugo Chávez Frías middels militaire staatsgreep het bestuur van het land in eigen hand te nemen. Deze mislukte en de opstandeling kreeg vier jaar huisarrest. In 1999 waren er verkiezingen en hij besloot, dat deze hem meer kansen boden dan een militaire actie. Hij beloofde het volk ‘brood en spelen’ en werd gekozen. Hiermede werd het verval van de natie ingezet. Vriendjes kwamen op beleidsplaatsen, waarvan ze geen kennis hadden. De olie-industrie werd verwaarloosd en de deviezenreserve nam af en de inflatie nam snel toe. Vlak voor Chávez’ overlijden benoemde hij een voormalige autobuschauffeur als zijn opvolger. Deze ontleent thans zijn macht aan het leger. Hij veroorzaakte de bijna totale ondergang van Venezuela en de PdVSA kreeg een generaal aan het hoofd, die alleen wist, dat brandstof nodig was voor zijn tanks. Bovenop kwam nog het Venezolaanse olie-embargo van de Amerikaanse president Trump en PdVSA werd machteloos en kon in 2019 de ‘Isla-lease’ niet verlengen. Onze raffinaderij kwam stil te liggen.
Nieuwe pogingen werden gedaan, waarbij de Motiva/Aramco-interesse het meeste perspectief bood. De Curaçaose onderhandelaars wilden er persoonlijk beter van worden en de ‘deal’ ging niet door. Nog meer pogingen, die mislukten en nu eindelijk Corc bv.
Is dit een fictie, een realiteit of zou men kunnen denken aan een situatie die zich in 1988 op Aruba voordeed? Aruba zou van Nederland twee politieboten krijgen en prompt werd een scheepswerf uit de grond gestampt. Nadat men een grote aanbetaling voor de bouw van deze boten had gestort, ging de nieuwe scheepswerf failliet. De regering van Curaçao zou er goed aan doen om geen gemeenschapsgeld voor dit avontuur te gebruiken. De toekomst van de Isla blijft onzeker.

Naam en adres bij de redactie bekend, Curaçao

ADBrief 800