Het Nederlandse postkoloniale erfgoed in de Cariben is nogal kwetsbaar. Door een coronapandemie, jaarlijkse orkanen, zware drugssmokkel, buurland-burgeroorlog, irreguliere migratie en mankerende energievoorziening wordt regelmatig een beroep op het Koninkrijk gedaan de eilanden de helpende hand te bieden. Dan wordt erkend dat Curaçao, Aruba, en Sint Maarten (de CAS-landen) vanzelfsprekend op steun van het Koninkrijk kunnen rekenen, niettegenstaande de autonome status van deze landen.
Daarentegen wordt onder normale bestuurlijke omstandigheden van de CAS-landen verwacht dat ze autonoom zijn, en zichzelf redden. Eventuele steun is tijdelijk en wordt gezien als een bestuurstekort. De autonome status wordt geassocieerd met tekortkomingen. De verwijten gaan dan over en weer, in eindeloze herhaling, over manco’s in het bestuur van de CAS-landen dan wel het hoger toezicht van de Haagse burelen. Het CAS-landsbestuur wordt geacht de autonomie te kunnen dragen; zo niet dan moet hoger toezicht van het Koninkrijk wordt ingezet.
Hier wreekt zich de doctrine dat het autonome landsbestuur het moet stellen zonder ondersteuning; een beroep op het Koninkrijk wordt ervaren als een faillissement. Dat de CAS-landen autonoom zijn, wil niet zeggen dat ze geen bijstand van het Koninkrijk kunnen inroepen. De kwalificatie van Knops dat de landen ‘de autonomie niet kunnen dragen’ miskent de statutaire waarborggarantie van het Koninkrijk. Met eelt op zijn handen opent Ernst Hirsch Ballin een alternatief venster, en stelt dat de autonome landen mogelijk zijn belast met verantwoordelijkheden die ze niet altijd kunnen dragen. Hij stelt voor de verticale top-down Koninkrijksrelatie te herdefiniëren als een vrije associatie waarbij de CAS-landen vrijwillig een beroep kunnen doen op de capaciteit van Nederland voor hulp en bijstand (Hirsch Ballin: 2017). Dat was metterdaad het geval in de vorige eeuw.
Het Koninkrijk moet zich ontdoen van een cultuur van tijdelijkheid. De Caribische autonomie gaat nooit verloren, juist daar zou het Koninkrijk pal voor moeten staan. D-K-R Knops moet zijn departement leren de waarborgfunctie van het Koninkrijk te dragen. In plaats van kaalslag onderwijs Curaçao aan te richten moet Raymond Knops nog leren: het Koninkrijk der Nederlanden, lees Nederland, is gehouden de deugdelijkheid van bestuur in de Caribische landen te waarborgen, en daarmee de rechten van de Nederlandse nationaliteit voor alle Nederlanders gestand te doen (artikel 43 lid 2).
Het Statuut maakt geen onderscheid naar woonplaats van Nederlanders; ook de Caribische Nederlanders kunnen rekenen op de rechten verbonden aan de Nederlandse nationaliteit, waaronder behoorlijk bestuur en toegang tot goed onderwijs. Het Statuut van 1954 heeft als het ware een dubbele beschermwal opgeworpen rond de Nederlandse nationaliteit van Caribische Nederlanders.

Dr. Lammert de Jong, Nederland

ADBrief 800