Zo luidt de vraag van Juana Kibbelaar, onderwijsadviseur en trainer in zowel het Caribische als het Europese deel van het Koninkrijk, in de editie van het Antilliaans Dagblad van woensdag 3 april 2019.
Ik wil in mijn reactie specifiek ingaan op haar constatering dat ons onderwijs onvoldoende emancipatiemogelijkheden biedt voor een groot deel van de bevolking. De huidige ongebalanceerde focus op het Papiamentstalig onderwijs is een verkapte vorm van een toenemende tweedeling in onze samenleving.
Ik ga even 70 jaar terug in de tijd, toen ik op vierjarige leeftijd naar de eerste klas van de toenmalige kleuterklas ging. In die periode waren de docenten afkomstig uit Nederland en/of Suriname en beheersten de Papiamentse taal niet. Ik sprak geen woord Nederlands en ik had veel moeite om de docent om toestemming te vragen of ik naar het toilet mocht. Ik werd zenuwachtig en ik raakte in paniek. Mijn blaas was vol en ik kon me niet voldoende uit drukken in de Nederlandse taal. Ook gebeurde het dat ik een schaar nodig had en dat ik dat woord niet kende in het Nederlands.
Met vallen en opstaan leerde ik Nederlandse zinnen en woorden en raakte ik meer op mijn gemak. Ik herinner mij nog levendig toen ik in de vierde klas van het lager onderwijs zat, nu groep zes van het basisonderwijs, tijdens de biologieles, en dat de leerkracht mij uitlegde wat zoogdieren waren en vertelde dat ze ‘levendbarend’ zijn. Toen ik thuiskwam heeft mijn moeder me dit uitgelegd. Ik herinner mij ook dat ik in de hogere klassen moest leren dat de Rijn bij Lobith ‘ons’ land (?) binnenkwam.
Wijlen Nydia Ecury refereerde in haar One Woman Show naar de mogelijke beleving van een Curaçaose leerling uit een van de buitenwijken van ons eiland bij het horen van het gedicht ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ en merkte daarbij op dat ze geloofde dat die leerling liever het deuntje van het Papiamentse wijsje ‘Lanta mainta kue kaminda’i plasa’ wilde neuriën.
Later werden er Nederlandstalige lesboeken geïntroduceerd zoals ‘Zonnig Nederlands’, ‘Nos Tera’, etc. met lessen over onderwerpen van ons eiland zodat de lessen beter aansloten bij de belevingswereld van de leerlingen hier in de tropen.
Tot overmaat van ramp verbood een toenmalige minister van Onderwijs dat het Nederlands als instructietaal werd gebruikt. De Confessionele Schoolbesturen van de 6 eilanden van de Nederlandse Antillen hebben toen een juridische zaak aangespannen tegen deze minister en deze minister moest na de rechterlijke uitspraak haar beslissing intrekken.
Daarnaast heeft het ingevoerde nieuwe onderwijssysteem funderend onderwijs, rampzalige gevolgen gehad voor de vooruitgang van eenieder in onze maatschappij.
Het Nederlands als instructietaal heeft er wel voor gezorgd dat ik het Nederlands goed beheers en ik ook als studente goed kon functioneren. Dit in tegenstelling tot veel leerlingen die tegenwoordig door het niet goed beheersen van de Nederlandse taal, problemen hebben met hun vervolgopleidingen. In plaats van het Nederlands biedt ook het Engels als instructietaal grote voordelen voor de verdere studie.
Naar mijn mening is de opmerking, dat ons onderwijs onvoldoende emancipatiemogelijkheden biedt voor een groot deel van de bevolking, terecht. De huidige ongebalanceerde focus op Papiamentstalig onderwijs is een verkapte vorm van een toenemende tweedeling in onze samenleving. De conclusie dat de taalkwestie het belangrijkste onderwijsvraagstuk van de ABC-eilanden is en dat de toekomst van ons allemaal hierbij op het spel staat is, steun ik volkomen.
Helga Mensing
Un Yu di Kòrsou in hart en nieren

ADBrief 800