In de lokale dagbladen verschenen vorige week bijna paginagrote aankondigingen van de airport operator (CAP) die specifiek gericht zijn tot de lokale kleine autoverhuurders. Die aankondiging geeft reeds in de aanhef een vertékend beeld van de realiteit want die is gericht tot ‘bedrijven die de dienst van autoverhuur op de luchthaven willen aanbieden’. Hiermee wordt de realiteit geweld aan gedaan met een opzettelijk vertékend beeld, want sedert het begin van de controverse ruim een jaar geleden, hebben de lokale autoverhuurders zich reeds gevoegd naar de wensen van CAP om geen diensten i.v.m. autoverhuur meer aan te bieden op de openbare parkeerplaats van de airport.
Al langer dan een jaar is hun vaste werkwijze dat zij geen huurauto’s meer plaatsen op de parkeerplaats om af te geven, ze wachten alleen maar hun klanten op en rijden die vervolgens onmiddellijk naar hun eigen verhuurkantoor dat elders op het eiland, (ver) buiten de luchthaven gevestigd is. Ook sluiten ze geen contracten op de luchthaven af, het enige dat ze doen is een passagier opwachten en daartoe hebben zij het volste recht, omdat de airport operator niet bevoegd is tot het maken van onderscheid tussen belangengroepen in de samenleving die tot DAT gebruik van de openbare parkeerplaats worden toegelaten. De airport is er om de gebruikers te faciliteren en niet omgekeerd.
In beginsel is een airport operator wel bevoegd tot inrichting, i.c. herinrichting van een parkeerterrein en tot herstructurering van de vervoersfaciliteiten (ground transportation), maar dat mag uitsluitend met het oogmerk de dienstverlening die de luchthaven aan de gebruikers biedt, te verbeteren. Een dergelijke herstructurering, c.q. herindeling van de fysieke luchthavenfaciliteiten mag niet ten doel hebben, om bepaalde groepen gebruikers te dwingen om een concessieovereenkomst met de operator te sluiten en dat is in casu wel het geval bij CAP. Het ICAO-verdrag waarschuwt bij herhaling voor een dergelijk misbruik van de machtspositie die een internationale luchthaven heeft.
Het ICAO-verdrag geeft zeer strakke en scherp omlijnde bevoegdheidsafbakening en toewijzing van bevoegdheden aan de airport operators en eveneens een duidelijk omschreven fysieke onderverdeling van een luchthaven in een ‘restricted area’ (= niet voor het publiek toegankelijke gedeelten) en de daartegenover staande ‘non-restricted areas’ (publieke faciliteiten die ongehinderd voor het publiek toegankelijk moeten zijn). De belangrijkste daarvan is ongetwijfeld de openbare parkeerplaats. Voor het enkel opwachten van aankomende passagiers, hetgeen momenteel de exacte werkwijze van de lokale autoverhuurders is, wordt het parkeertarief in rekening gebracht. Enig onderscheid door de airport operator te maken tussen diverse ‘meeters and greeters’ zoals die in het algemeen geduid worden, is de operator niet toegestaan. Het enige criterium dat voor de airport operator heeft te gelden, is of er tijdens die wachttijd commerciële activiteiten worden ontplooid of niet. Een openbare parkeerplaats op een airport is bedoeld om tegen betaling van een vooraf vastgesteld tarief een voertuig te kunnen parkeren om vertrekkende of aankomende passagiers te kunnen afzetten of opwachten. En DAT is de enige werkwijze die al langer dan een jaar de lokale autoverhuurders volgen. Door een apart en specifiek tot hen als groep gerichte werkwijze publiekelijk aan hen voor te schrijven, onder het mom van herstructurering van ‘ground transportation’, maakt CAP zich schuldig aan discriminatie, omdat de operator dusdoende een ‘niet redelijkerwijs te rechtvaardigen onderscheid maakt’ tussen de publieke groepen die van de openbare parkeerplaats gebruikmaken voor hetzelfde doel en tegen betaling van hetzelfde tarief. DIT criterium is ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad tegenwoordig in de rechtspraak het uitgangspunt om te oordelen of er sprake is van discriminatie. Volstrekt irrelevant is of de airport operator al dan niet eigenaar is van het fysieke onroerend goed of van de toegangswegen tot dat onroerend goed. Getoetst aan het bovenvermelde criterium van de Hoge Raad maakt CAP zich schuldig aan discriminatie, want het onderscheid is niet redelijkerwijs te rechtvaardigen. IMMERS: er moet - hoe dan ook - opgewacht worden door de lokale autoverhuurders. Alleen wordt dit opwachten door CAP ‘geherstructureerd’ op een wijze waarbij de autoverhuurders verplicht worden gebruik te maken van een shuttlebusje en om een aantal huurauto’s van tevoren op een aparte plek op het parkeerterrein te stallen. Deze herstructurering wordt de autoverhuurders aangeboden tegen betaling van een forse concessievergoeding aan de operator. De airport operator maakt dusdoende verregaande inbreuk op de bevoegdheid van de autoverhuurders om hun bedrijfsvoering in te richten op een wijze die voor hen in bedrijfseconomisch opzicht het voordeligst is. Het staat hun namelijk vrij om die exorbitante concessievergoeding te vermijden door hun klanten meteen na aankomst naar hun eigen verhuurkantoor buiten de luchthaven te vervoeren waar het huurcontract verder wordt afgehandeld. Een nog veel grotere inbreuk op het grondwettelijk verankerde recht van vrije meningsuiting maakt de airport operator door te bepalen, wat de autoverhuurders wel of niet op hun website mogen publiceren en door hen ronduit te verbieden wat in de ogen van CAP zelf als ‘misleidende advertentie inzake ongeoorloofde ophaaldiensten’, wordt aangemerkt. Het ligt niet binnen de competentie van CAP om te beoordelen of voor te schrijven of te verbieden wat de lokale autoverhuurders op hun website wel of niet mogen publiceren. CAP stelt zich op alsof de operator regelgevende bevoegdheid heeft op de luchthaven. Niets is minder waar. De toepasselijke regels zijn reeds tientallen jarenlang vastgelegd in het Luchthavenreglement waarin expliciet is aangegeven dat het ontplooien van commerciële activiteiten op de luchthaven niet toegestaan is, tenzij dit geschiedt met toestemming van de operator en tegen betaling van een redelijke vergoeding aan de operator. Het was volstrekt onnodig daartoe het gerecht te benaderen, want dit ligt reeds onwrikbaar vast in het Luchthavenreglement.
In casu bestaat er zelfs verdeeldheid in de toepasselijke jurisprudentie, omdat de eerste rechter in dit conflict conform de ICAO-voorschriften inzake bevoegdheidstoewijzing en -afbakening geoordeeld had dat de lokale autoverhuurders ongehinderd toegang moest worden verleend, vooropgesteld dat er geen sprake zou zijn van ordeverstoring en/of het ontplooien van commerciële activiteiten op de parkeerplaats. In lijn met dat vonnis, hadden de lokale autoverhuurders hun werkwijze aangepast in dier voege dat zij voortaan slechts hun klanten opwachtten en naar hun elders gelegen kantoren vervoerden en voor de aflevering bij het vertrek dezelfde werkwijze volgen, t.w. dat de huurauto niet op de luchthaven maar bij hun eigen verhuurkantoor wordt afgeleverd. DAT vonnis was in overeenstemming met de voorschriften en uitgangspunten in het ICAO-verdrag. Desondanks ging CAP in beroep tegen dat vonnis. Deze beslissing van het hof in hoger beroep, waarbij de correcte beslissing van de eerste rechter werd overruled, kon worden genomen, doordat er in de bestaande Luchtvaartlandsverordening een hiaat voorkomt. Een hiaat dat de wetgever op zo kort mogelijke termijn dient op te vullen met relevante wettelijke voorschriften aan de airport operator.
Marguérite Nahar,
Curaçao
ADletters logo