Door Bas Jussen
Jan trok Wouter aan zijn mouw. ,,We hebben nu genoeg geld voor echt plezier”, mompelde hij en wees in de richting van een steeg. In het smalle straatje brandde nergens meer licht behalve in één enkel pand. Een dikke man met opvallende littekens, die zijn linkerwang doorkliefden, versperde hun de toegang. Een dolk hing aan zijn riem en hij hield zijn worstenvingers er gevaarlijk dichtbij. De kerel wierp een keurende blik op het tweetal alvorens te knikken en hen toegang te verschaffen tot een ruimte waarin het grote aantal dames opviel. Werden de andere kroegen vooral bevolkt door dronken zeelui en luidruchtige blanke eilandbewoners, in de schaars verlichtte ruimte waar zij zich nu bevonden, paradeerden tussen de ongeveer twintig aanwezige mannen wel zeker zes vrouwelijke mulatten. Schaars gekleed bewogen ze zich tussen het manvolk met pullen bier en flessen rum die ze voor hun gasten serveerden. Zoals de portier hen net een keurende blik had toegeworpen, deed de tomaat nu hetzelfde met de aanwezige dames. Sommige lachten vriendelijk, hoewel het gemis van tanden hen niet aantrekkelijker maakte. Andere meisjes keken schuchter naar de vieze vloer waarop flink wat liters bier waren gemorst. Wouters schoenen kleefden vast aan de met drank doordrenkte planken. Bij iedere stap die hij zette, leek het alsof zijn voet door een mysterieuze zwaartekracht niet los kon komen van de vuile vloer.
Jans blik gleed langs de rij dames bij de muur. Een krom gebogen kerel, een mulat met een dun vlassig snorretje, strompelde op hen af. Hij grijnsde breed en Wouter zag dat ook zijn gebit verre van compleet was. ,,Hoe bevallen de meisjes u heer?”, sprak de donkerbruine gebochelde. Met zijn wijsvinger ging hij de rij af en stelde de dames voor. ,,Dat is Sery, mijn enige negerin en wild zoals ze alleen in de bossen voorbij de Goudkust zijn”, sprak hij, duidend op een dikke, pikzwarte dame met grote borsten die bijna tot op haar middel hingen. De vadsige Sery zat bij de bar op een kruk, voor de vetrollen op haar billen was geen plaats meer op de zitting en deze bungelden dan ook licht wiegend over de rand. Sery glimlachte in hun richting. Haar opgezwollen rode lippen duwden het vel van haar gezicht opzij en deden twee van haar drie onderkinnen schudden. Jan schudde zijn hoofd afkeurend. ,,Deze hier is Klara, bij haar voelt u zich werkelijk in de hemel”, prees de mulat een lange dame met kromme benen aan. Opnieuw schudde Jan zijn hoofd en keek afkeurend naar het opgestelde rijtje afgeleefde vrouwen. ,,Ze lijken wel zo van de plantage gevist”, mopperde hij. ,,Meneer is een fijnproever hè?”, lachte de man. ,,Als u bereid bent ietsje meer te betalen, heb ik het neusje van de zalm voor u: mijn nichtje Belle!” Hij wees op een piepjong, tenger meisje van een jaar of veertien dat door de ruimte balanceerde met een dienblad vol mokken gerstenat. Jans gezicht begon te stralen. Hij opende zijn geldbuidel en nam er de zojuist gewonnen munten uit, overhandigde ze aan de glunderende kroegbaas en schudde diens hand. ,,Belle, hier komen!”, schreeuwde deze boven het lawaai uit. Verschrikt keek het meisje op en liet bijna haar dienblad op de grond vallen. Met gebogen hoofd schuifelde ze richting haar oom, die het bier van haar overnam. Jan pakte haar hand in de zijne en strompelde richting de trap waarnaar de grijzende mulat hem wees. Enkele andere vrouwen keken de twee na toen ze zich langzaam naar boven begaven. De jonge, lichtbruine schoonheid sloot haar ogen in schaamte. Toen ze door Jan een kamer werd binnengeleid had ze hem nog niet een keer aangekeken.
Wouter staarde nog even versuft naar de deur die Jan zojuist had dichtgetrokken. Vervolgens zakte hij languit in een stoel en doezelde even weg. Hij voelde een warme kleffe hand op zijn schouders en sprong verschrikt overeind, voor een moment weer klaarwakker. Hij keek recht in het opgezwollen gezicht van Sery. De zwaarlijvige diva lachte hem toe en legde een hand op zijn geslachtsdeel. Hij duwde haar weg. Ze wierp een blik op de kroegbaas en haalde haar schouders op om vervolgens weg te schuifelen en bij een ander slachtoffer op schoot te kruipen.
Nu pas drong het pas echt tot de laveloze Wouter door waar ze zich bevonden. Jan lag nu boven met zijn dikke buik op dat tengere meisjeslijf. Ruw zou hij zijn penis in haar stoten terwijl de dranklucht uit zijn mond haar benevelde. Zijn handen zouden haar jonge lichaam op de meest persoonlijke plaatsen betasten en hij zou zijn glibberige tong in haar mond forceren, zodat ze het niet uit kon gillen van pijn en walging. Wouter keek uit zijn ooghoeken naar de dikke negerin die langzaam op en neer reed op de schoot van een bezopen matroos. Hoe ellendig zou Wouter zich voelen als hij tot gemeenschap werd gedwongen? Ach, waar maakte hij zich zorgen om? Zijn hand omklemde de pul bier en hij nam nog een teug. Hoeren waren toch niets anders dan bloedzuigers, die net als de herbergiers en kroegbazen de hardwerkende mannen uitknepen om vervolgens in hun mooie kleren door de stad te flaneren. Zijn hoofd zakte weer naar voren en zijn oogleden sloten zich.
,,Wouter!”, riep een luide stem. Langzaam keek hij op. In een wazige smeltkroes van kleuren zag hij een gedaante zwaaien. Wouter wreef zijn ogen uit en zag de tomaat, roder dan ooit de trap afwankelen. ,,Je moet dit ding eens uitproberen, lekker jong vlees!”, bulderde hij stoer met een dubbele tong. Het meisje holde de trap af. Tranen kronkelden over haar lichtbruine wangen. Zo snel haar voeten haar dragen konden, stoof ze door de kroeg om achter een deur te verdwijnen. De gebochelde mulat snelde zich naar hen toe. ,,Ze is nog nieuw hier”, excuseerde hij zich, ,,maar als u langer van haar diensten gebruik wil maken, haal ik haar onmiddellijk!” Wouter schudde zijn hoofd, boerde luid en wees naar de uitgang. Jan ondersteunde hem zo goed hij kon en samen verlieten ze het bordeel. De frisse lucht deed hen goed en na enkele minuten van stilte wilde Wouter eigenlijk wel eens weten waarom Jan zijn geld had uitgegeven aan een avontuurtje, terwijl hij het kosteloos had kunnen hebben met de slavin die ze deze ochtend hadden aangekocht, zoals Ernst-Jan had willen doen.
,,Je blijft met je poten van de slavinnen af”, zei de tomaat op een toon die erg leek op die waarmee hij Ernst-Jan had toegesnauwd. ,,Bedenk eens wat voor problemen dat kan opleveren! Dat wijf moet straks ons eten koken, wie weet wat voor gif die zwarten kunnen mengen. Om nog maar van een plantageopstand te zwijgen”, gromde hij. ,,Je moet je niet inlaten met je eigen slaven, dat geeft alleen maar problemen. Wat als heer Eickelboom daar achter komt!”