loderwijkgerhartsTot 1934 was er geen goede elektriciteit op Bonaire. ’s Avonds was het op vele plaatsen aardedonker en vertier was er niet. Degene, die het betalen konden, hadden 300 watt gasolinelantaarns of petroleumlampen.
Toen er voldoende elektriciteit was, kwam een zekere Garcia uit Curaçao, die als eerste een film op ons eiland vertoonde. Hij gaf een voorstelling in het oude hospitaal aan de Bernhardweg. Entree was 5 gulden. De film was van een gezegende ouderdom. Veel publiek was er niet.
In datzelfde jaar had ik een prijsopgave gevraagd van een draagbare projector met luidspreker, die in New York verkrijgbaar was. Dit apparaat werd besteld, waarvoor financiële hulp werd verkregen van het Algemeen Nederlands Verbond en enige particulieren op Bonaire. Wij vonden dat het vertonen van films zou bijdragen tot de algemene ontwikkeling van de bevolking, speciaal de nieuwsfilms uit Nederland van Polygoon-Profilti en uit Amerika.
Een zaal werd gevonden in een oud gebouw aan de Kerkweg, het eerste vanaf de Breedestraat, waar vroeger dividivi werd opgeslagen.
Stoelen werden gemaakt van betonijzer met een zitting van zeildoek. Een cabine werd aan de westzijde aangebouwd, die voldoen moest aan heel wat voorschriften om brandgevaar te voorkomen.
Op 28 december 1934 werd een vergunning aan de Gezaghebber gevraagd, die reeds op 3 januari werd verleend voor een termijn van twee maanden. Verliep de proef goed, dan zou een definitieve vergunning worden verleend. Eén van de bepalingen van de vergunning was dat kinderen beneden 16 jaar niet mochten worden toegelaten.
Reeds op 10 januari kreeg ik op mijn kop omdat twee kinderen beneden die leeftijd waren toegelaten, te weten één van mijn pleegdochters met haar vriendin. De controleur aan de deur van de zaal had deze niet-betalende gasten niet beschouwd als bezoekers, die onder de bepalingen vielen.
De film, die het meeste succes op ons eiland had, was ‘De Jantjes’. Die heeft een week lang iedere avond gedraaid voor een volle zaal. Heel Bonaire zong de liedjes van ‘De Jantjes’. Maar de eerste film, die vertoond werd, was de ‘tocht van de Koningen door Nederland’. Dat was de eerste maal, dat men Nederland in bewegende beelden kon zien.
De tweede vergunning werd verleend op 8 april, nu voor drie maanden.
Op 27 juni 1935 kreeg ik er een voor zes maanden. We gingen dus vooruit. Genoemd werden ‘sprekende, zingende, klank- en geluidsrolprenten en andere rolprenten’.
Op 7 februari 1936 werd de vergunning goed voor 22 maanden.
In het jaar werden slechts 20 voorstellingen gegeven met een totaal van 1.117 betalende bezoekers. Het was niet bepaald een vetpot.
In 1938 werd voor een half jaar gestopt, omdat er moeilijkheden waren met de aanvoer van films. De opbrengst voor de verhuurder was minimaal en hij vond het eigenlijk niet de moeite waard er veel tijd aan te besteden. De nieuwsfilms uit Nederland waren gratis.
Op 30 juli 1938 werd voor de eerste maal een voorstelling te Rincon gegeven. Gratis toegang. Degene, die hadden geholpen de kosten te betalen, kregen een stoel. De anderen hadden staanplaatsen. Behalve de nieuwsfilms werden vertoond ‘Juerca en el Rancho’ en ‘Victoria the Great’.
In december 1938 vroegen wij een aandeel in de Loterijbond Fortuna, doch dat was niet mogelijk, omdat alleen aan stichtingen hulp werd verleend. Wij wilden namelijk een zaaltje bouwen en ook was een nieuw apparaat nodig.
Het apparaat kwam er wel, doch het zaaltje niet. Het clubhuis van de Bonairiaanse Sportclub werd vervolgens gebruikt.
In 1944 kregen wij een film over de concentratiekampen in Duitsland en ik wilde die in het interneringskamp vertonen. Dat mocht niet, schreef de procureur-generaal, want dat was in strijd met de geest van de Conventie van Genève. Wat dat betreft waren de autoriteiten hier heel precies. De geest van de Conventie van Genève was echter in Nederland helemaal de weg kwijt geraakt!
Het nieuwe apparaat werd besteld toen de oorlog aan de gang was en de invoer van luxe artikelen was verboden. De Gezaghebber stelde op het formulier van deze bestelling een verklaring dat het projectie-apparaat voor Bonaire niet beschouwd moest worden als een luxe.
Na de oorlog begon het departement van Onderwijs en Volksontwikkeling zich voor onze filmvertoningen te interesseren. Men was op de Bovenwinden hiermee ook actief geweest en men had naar St. Maarten en St. Eustatius projectoren gebracht, die echter in korte tijd niet meer konden werken door de verwaarlozing van de apparaten. Daarna werden de installaties aan particulieren verkocht, die dan ook entree konden heffen. In het begin was alles gratis.
Men ging nu over naar hoofdzakelijk educatieve films. Het departement zou het zeer op prijs stellen indien wij regelmatig ook voorstellingen wilden geven voor kinderen, schreef men op 2 juni 1947. Wij deden dat zo nu en dan al.
Ik was begonnen zelf wat te filmen en maakte een film van de flamingo’s en van een grote Simadan, waarvan kopieën naar Nederland werden gezonden.
Er vond toen een uitgebreide correspondentie plaats, die tot resultaat had dat een door het gouvernement gedeeltelijk bekostigde filmdienst werd opgezet. Dat was betrekkelijk goedkoop, want er werd totaal 10 gulden per uur betaald, waarvan de elektriciteit, de huur van het toestel en het loon van de operateur moesten worden betaald. Het gebeurde voorts nog wel eens dat ik films terugzond zonder die aan de kinderen te hebben vertoond, omdat ik ze daarvoor niet geschikt achtte!
De programma’s moesten tevoren worden goedgekeurd door het hoofd van de Openbare School.
Op 15 september 1949 drong de Inspecteur van het Onderwijs er nog eens op aan de films zo veel mogelijk aan mensen te Kralendijk en te Rincon te laten zien. Hij schreef ook dat de filmdienst geheel gereorganiseerd werd. Wij waren toen reeds 15 jaren aan de gang!
Onze bioscoop verhuisde verscheidene malen. We begonnen aan de Kerkweg, zoals ik schreef, daarna naar het gebouw waar nu de Bonaire Gallery is, daarna naar de vroegere openbare school naast de protestantse kerk aan het Wilhelminaplein.
In 1954 rapporteerde ik, dat de Polygoon journaalfilms regelmatig ontvangen werden en dat het publiek veel belangstelling voor deze films had. Wij verzonden ze, nadat ze hier vertoond waren, per luchtpostpakket naar Sint Maarten.
In 1959 kwam het plan op tafel een bioscooptheater te bouwen en wij probeerden van het Cultureel Centrum Curaçao 35 mm. projectoren over te nemen die te Curaçao in het Kransgebouwtje waren, alsmede 200 stoelen.
In april 1960 werd de Bioscoop Mij Bonaire nv opgericht en op 21 april 1960 werd aan de Eilandsraad gevraagd zijn mening te geven over een vestigingsvergunning van de vennootschap. Hugo, mijn zoon, was het die vooral de aanzet gaf tot deze nieuwe onderneming.
Intussen waren er meer Euro-Nederlanders op ons eiland gekomen, terwijl het toeristenbezoek groeide. Hierdoor nam het bezoek aan het theater toe, maar winst werd er niet gemaakt. Vijftig procent van de bruto ontvangsten moest betaald worden aan de verhuurder van de films te Curaçao. Van de andere vijftig procent moesten alle onkosten te Bonaire worden betaald, dus elektriciteit, schoonmaak, personeel, enzovoort. In 1971 was het verlies opgelopen tot 29.431,66 gulden.
Langzamerhand werd de toestand beter, het bezoek nam toe, voornamelijk door de hoge lonen, die aan werknemers in het algemeen werden betaald en door de steeds in aantal toenemende hotelgasten. De schuld aan de Handel Mij Kralendijk, die jarenlang als geldschieter fungeerde, kon langzaam worden betaald. Echter tegen het einde van de zeventiger jaren nam het bezoek gestadig af. De oorzaken lagen bij de tv en de videorecorders. Men kon in 1980 videocassettes huren van drie tot vijf gulden en wanneer men op zaterdag zo’n cassette huurde, kon men thuis via de tv de gehele familie (en buurt) op zaterdagavond en zondagavond in de huiskamer op goede voorstellingen trakteren onder het genot van een drankje en gezeten in een comfortabele stoel.
Ik vermoedde, dat het einde van het bioscooptheater in zicht was.
Het doel (meer vertier) was wel bereikt. In plaats van de bioscoop is het jeugdhuis met een grote zaal en een toneel gekomen, waar vaak goede voorstellingen worden gegeven, die goed bezocht werden. Er is sprake van een beter gebouw, dus een kleine schouwburg. Hopelijk komt dit plan tot uitvoering.

Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.