Wanneer wij de taak eens bezien, die voor ons ligt dan zouden wij die kunnen onderverdelen in een klein aantal voornaamste punten, die onmiddellijk de aandacht van de Eilandsraad dienen te vragen en dat zijn:
De begroting voor het dienstjaar 1952. Het komt mij voor dat deze begroting alsnog een punt van studie en bespreking in de Eilandsraad dient uit te maken en dat alsnog een advies van de Eilandsraad aan de Landsregering dient te worden ingezonden. Daarbij zal in het oog moeten worden gehouden, dat wij onnodige uitgaven dienen te voorkomen en dat wij moeten bezien op welke wijze op andere posten kan worden bezuinigd. De leden van deze Raad zullen zonder twijfel schrikken van de grote sommen die nodig zijn voor de huishouding van ons klein eiland. Versobering, waar mogelijk, dient te worden doorgevoerd.
Openbare Werken. Ik zal in de eerstvolgende openbare vergadering voorstellen een commissie uit de Raad in het leven te roepen, overeenkomstig art. 34 van het reglement van orde. De taak aan deze commissie op te dragen zou mijns inziens onder meer moeten inhouden:
-Het opmaken van een plan tot herstel van de wegen op het gehele eiland. De secundaire wegen verkeren in een bijzonder slechte staat en dienen zo snel mogelijk als de beschikbare gelden dat toelaten onder handen te worden genomen.
-Het opmaken van een algemeen wegenplan, waarop aangegeven dient te worden hoe wegen die naar mooie punten, die voor het toerisme van belang zijn en waarover veel verkeer van onze kunukero’s plaatsvindt, in een behoorlijke staat kunnen worden gebracht en gehouden. Dit plan dient de prioriteit aan te geven van de werken die eerst zullen moeten worden uitgevoerd.
-Het opmaken van een lijst van alle openbare gebouwen onder beheer van de Eilandraad vallende, met opgaven van de werken die in het volgende jaar daaraan zullen moeten worden verricht, met nauwkeurige specificatie van die werken en een schatting van de kosten per werk.
-Het opmaken van een lijst van alle Gouvernementsvoertuigen onder vermelding van de taak waarvoor zij worden gebruikt, alsmede hun ouderdom en de staat waarin zij verkeren. Wij hebben nog enige dagen de tijd om hierover na te denken en mogelijk kan de opdracht aan die commissie worden uitgebreid.

Noden op ons eiland
Zodra de commissie met die opdracht gereed is zou ik wederom een commissie willen vormen die de landbouwnoden op ons eiland eens bekijkt en daarover voorstellen aan de Eilandraad indient. De commissie van Openbare Werken zal niet zo veel werk hebben aan het voleindigen van de zoëven genoemde opdracht en ik zou daarom met de samenstelling van de tweede commissie willen wachten tot de eerste commissie gereed is. Is de Raad van mening, dat de twee commissies tegelijk kunnen worden benoemd en tegelijk kunnen beginnen aan hun opdracht, des te beter. Deze landbouwcommissie zou dan tevens aan de watervoorziening zijn aandacht moeten geven. Mijnheer de voorzitter, ons eiland heeft niet voldoende inkomsten om zijn uitgaven zelf te betalen en ieder jaar moeten enige honderdduizenden guldens door het Centraal Bestuur worden bijbetaald. Ik geloof dat dit een doorn in het oog is van de gehele Eilandsraad en van de gehele bevolking van Bonaire. Zolang wij die bijdrage nodig hebben worden wij gerekend tot de zogenaamde ‘noodlijdende’ eilanden. Een lelijk woord mijnheer de voorzitter. Het is nu eenmaal zo, dat wij hier geen oliemaatschappij hebben gekregen en dat onze inkomsten voor een groot gedeelte uit postwissels en andere remises bestaan die Bonairianen, die op de andere eilanden werkzaam zijn, aan hun familie zenden. Onze normale inkomsten uit de producten van ons eiland zóveel verhogen dat de uitgaven daardoor direct en indirect gedekt kunnen worden is nagenoeg onmogelijk. Natuurlijk kunnen verbeteringen worden verkregen en u zult in de toekomst voorstellen van mijn fractie daaromtrent ontvangen. Doch belangrijke inkomsten kunnen schuilen in een bron die nog maar ternauwernood is aangeboord en waarvoor u, mijnheer de voorzitter, vele pogingen hebt gedaan om die bron te laten produceren.

Toerisme
Ik bedoel het toerisme. Het toerisme heeft vele dorpen, steden, eilanden, ja landen rijk gemaakt en ik zie niet in waarom ook dat te Bonaire niet zou kunnen geschieden. Ons eiland is rijk aan natuurschoon. De natuur die wij hier op het land, op het water en onder water hebben, vindt zijn weerga niet op de eilanden Curaçao en Aruba. Echter ons eiland is nog te onbekend. En wij kunnen ons eiland nog niet beter bekend maken, omdat wij geen behoorlijke accommodatie kunnen aanbieden aan gasten die eisen stellen, die zij in de moderne maatschappij waar zij leven, gewend zijn. Ik beveel dit punt in de bijzondere aandacht van de Raad aan en vraag bij voorbaat de steun van de leden voor alle gezonde voorstellen die kunnen helpen het toerisme naar Bonaire te bevorderen.
Mijnheer de voorzitter, onze Eilandsraad bestaat uit slechts 7 personen met u als de voorzitter. Wij allen - en daarvan ben ik overtuigd - hebben slechts de belangen van Bonaire voor de ogen. Ik doe een beroep - evenals u dat reeds hebt gedaan – op allen die hier aanwezig zijn eendrachtig samen te werken tot heil van ons eiland en de bevolking. Slechts eendrachtig samenwerken kan goede vruchten afwerpen. Bij voorbaat geef ik u de verzekering dat mijn fractie ten volle bereid is met u, mijnheer de voorzitter, en eveneens met de andere leden van deze Raad voor dat mooie doel samen te werken.
Dat Gods onmisbare zegen voorts op ons werk moge rusten! Ik dank u.

De begroting van 1954
Op 24 september 1954 vond een vergadering van de Eilandsraad plaats, waarbij de begroting van 1954 ter sprake werd gebracht. De begroting was namelijk in de negende maand van het begrotingsjaar nog niet door de Staten behandeld. De voorlopig door de Eilandsraad vastgestelde begroting was op 1 juni 1953, dus tijdig, aan de gouverneur toegezonden. Nadat de begroting door de diverse departementen (ministers) is bestudeerd, moet een landverordening gemaakt worden, die aan de Staten ter goedkeuring wordt toegezonden en waarbij dus de begroting definitief wordt vastgesteld. Dit geschiedde eerst 8 maanden daarna, namelijk op 25 februari 1954.
De behandeling door de Staten geschiedde als volgt:
Op 10 mei 1954 brachten de Staten een Voorlopig Verslag uit.
Op 23 juni 1954 verscheen de Memorie van Antwoord van de Regering.
Op 8 juli 1954 brachten de Staten een Eindverslag uit. De Staten waren dus klaar voor de openbare behandeling. Echter de regering vond het nodig nog een nota naar aanleiding van het eindverslag uit te brengen en men deed dat op 13 augustus. Dit werd gevolgd door een vervolg op de nota naar aanleiding van het eindverslag op 15 september 1954. Op die stukken moesten de Staten nog antwoorden, doch men had ze nog niet in een Commissievergadering kunnen behandelen omdat er te weinig leden op de vergadering verschenen. Aangezien een gedeelte van de Staten weigerden aan openbare vergaderingen deel te nemen (herhaalde malen was er geen quorum) stokte de verdere behandeling van onze begroting. De vertegenwoordiger van Bonaire was wel in de koffiekamer van de Staten aanwezig, doch weigerde de presentielijst te tekenen. Op 13 september 1954 telegrafeerden wij aan minister Kernkamp in Nederland, met wie wij in januari een onderhoud te Curaçao hadden gehad over dergelijke vertragingen, en deelden hem mede, dat de begroting 1954 nog steeds niet was behandeld door de Staten en wij refereerden aan art. 110 van de Eilandenregeling (waarin staat dat gewaarborgd is, dat Bonaire in staat is zijn bestuursapparaat normaal te doen functioneren).
Ik betoogde dat wij in Bonaire nu reeds negen maanden gelden uitgaven ten laste van een niet bestaande begroting. Wij waren wel wat gedekt, omdat in zo’n geval de begroting van het vorige jaar tot grondslag van het beheer mag dienen (art. 95).
En ik stelde voor een beroep op de kroon te doen. En een concepttelegram gericht aan de koningin werd voorgelezen met verzoeken bij Algemene Maatregel van Bestuur te bepalen, dat de voorlopig vastgestelde begroting 1954 als definitieve zal worden aangemerkt als de desbetreffende landsverordening niet vóór 15 oktober 1954 in het Publicatieblad mocht zijn verschenen. Hoe het verder precies is gegaan is mij onbekend. Doch in de vergadering van de Staten van 24 januari 1955, in de nieuwe samenstelling (de verkiezingen waren op 15 november 1954 gehouden) werd de begroting van Bonaire van het jaar tevoren goedgekeurd. Bonaire had kunnen werken op basis van de begroting van 1953!

LodewijkGerharts

Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.