loderwijkgerhartsIn het jaar 1953 bracht prins Bernard een bezoek aan Bonaire en bij die gelegenheid waren ook een aantal oorlogsbodems op de rede van Kralendijk, onder andere het vliegdekschip Hr. Ms. Karel Doorman.
Er was ’s avonds een receptie in het huis van de Gezaghebber, het tegenwoordige bestuurskantoor. De prins was ook aanwezig. Prins Bernhard was met zijn eigen vliegtuig gekomen en hij zou een dag later naar Curaçao terugvliegen. Natuurlijk kwamen allerlei zaken ter sprake en ongetwijfeld heb ik aan die of gene het verhaal van de Gouden Verrader verteld. Het zal ongeveer half tien zijn geweest dat ik bericht kreeg dat het beeld uit Zeebad verdwenen was. Onmiddellijk werd een speurtocht ondernomen. De kazerne werd geheel onderzocht, ook de politiewacht in Fort Oranje, in het kort; elk gebouw dat maar in aanraking kwam om onderzocht te worden werd uitgekamd. Ik ging zelfs aan boord van de Karel Doorman en andere oorlogsschepen, doch de wacht van elk schip bezwoer dat geen houten dame aan boord was gebracht. De volgende dag vernamen wij het droeve lot van onze schone geliefde. Zij was ontvoerd.
Een paar officiervliegers van Hr. Ms. Karel Doorman waren naar Zeebad gegaan en hadden een luik weten te forceren. Er waren toen nog geen ramen met schutters aangebracht. Toen een van de mannen dor het luik naar binnen ging, klapte het dicht en de goede man zat klem. Met kop en schouders binnen en de rest buiten. Men nam het beeld mee en bracht het naar de allerbeste schuilplaats die men maar kon bedenken - doch het was tevens een belediging voor onze troel – te weten het toilet van de machine van de Prins der Nederlanden, die op deze wijze, zonder het te weten, meehielp aan de ontvoering. Te Curaçao werd de Gouden Verrader met een helikopter naar de Karel Doorman gebracht.
Telegrafisch werd de commandant van de Karel Doorman beschuldigd van ontvoering van een minderjarige en tevens werd geëist dat men de schone vrouw terug zou brengen, doch niet alvorens een nieuwe kostuum zou zijn gekocht. Het zou tot 1954 duren voor we weer van onze Gouden Verrader zouden horen. In mei van dat jaar kreeg ik een telegram van de commandant van het Detachement Vliegeniers aan boord van de Karel Doorman, dat het schip Bonaire zou aandoen en onze lieveling zou terugbrengen. En dat zou gebeuren met een helikopter. Men zou dat scheggebeeld in de Savanah voor het hotel neerzetten. Het hotel was nog niet in bedrijf en hierdoor was het mogelijk een stel jongens te engageren die van donderbussen werden voorzien met de opdracht, dat zodra de rovers met het beeld op het terrein waren, hen met dat vuurwerk te bestoken.
Zeebad had wel reeds een telefoonverbinding. Bij die telefoon was een blok hout en daarop zat ik gewapend met een goede verrekijker de Karel Doorman te bespieden. Men kon zien dat er aan boord iets met de helikopter te doen was, doch de afstand was te groot om het fijne van de zaak te zien. Op een gegeven ogenblik zag ik een motorboot naar de pier varen en kort daarna ging de telefoon. De commandant van de vliegeniers belde op, vertelde dat de helikopter defect was en vroeg waar het beeld gebracht moest worden. Ik antwoordde: ,,Op dezelfde plaats waar jullie het gehaald hebben.” En ik vroeg: ,,Met hoeveel man komen jullie het beeld brengen?” Het antwoord was, een man of twaalf, een soort erewacht tot bescherming van onze prinses. Ik belde het kantoor op en zei dat iemand naar de pier moest gaan, goed moest tellen hoeveel man aan de wal kwam en te zorgen dat voor iedereen een koud flesje bier naar Zeebad zou worden gebracht.
Een order is een order dus ging iemand naar de pier, telde en kwam tot een totaal van 135. Ten eerste de erewacht met de dragers. Men had een prachtige draagbroek gemaakt en tussen twee matrozen maakte zij haar intocht. Daarvoor liepen zes mannen van de luchtmacht en er achter nog eens zes man. Toen kwam het volledige muziekkorps van de Karel Doorman en daarachter een detachement mariniers en een detachement matrozen.
Toen dit leger op Zeebad aankwam, durfden mijn knapen, overdonderd door de overmacht, geen enkele donderbus afsteken slopen in de richting van de pier. Het was een dure ontvangst. Want waar haal je ’s morgens 135 koude potjes bier vandaan? Elke kroeg in Kralendijk werd uitgekleed. Maar er kwamen 135 flessen. Een ontvangst, de Gouden Verrader waardig. Er waren verscheidene kroeghouders die hoopten dat onze dushi nog dikwijls geschaakt mocht worden en later weer teruggebracht.
Men had een mooi nieuw kleed voor haar gekocht en ze was zwaar keurig in de lipstick en de rouge gezet! Haar kleed was blauw geworden met gouden randen. Mooi bruin haar had ze gekregen en zo goed gekapt dat vele Amerikanen zich met haar lieten fotograferen, de arm om haar slanke hals geslagen om moeder de vrouw jaloers te maken. Het beeld werd een paar jaar met rust gelaten. In die tijd kreeg zij enige malen een nieuw kostuum wanneer de een of ander artistiek aangelegde toerist(e) vond dat dit nodig was en dan werden verf en kwasten aangeschaft. Deze toeristen vermaakten zich kostelijk en wisten dan thuis het wonderlijke verhaal te vertellen en er aan toe te voegen, dat zij voor een nieuw kleed hadden gezorgd. Het hotel voer er wel bij want men ging niet naar huis alvorens het werk voltooid was.
Wij vernamen later dat in Nederland een ware slag was geleverd tussen de mannen van de luchtvaartdienst in de marine om het bezit van het beeld, welke strijd door de MLD werd gewonnen. Waarmee bewezen werd dat men tegen de moderne wapens, zoals vliegtuigen met hun bommen en granaten, niet veel kan doen. In 1958 kwam weer een oorlogschip in de buurt van Bonaire en spoedig deden de geruchten de ronde, dat men zou trachten de Gouden Verrader weer te ontvoeren. Men had namelijk twee als toerist vermomde vliegeniers naar Bonaire gebracht, die zeer veel belangstelling voor het beeld bleken te hebben. En dan, het bier had blijkbaar een goede indruk achtergelaten! Maar deze maal zou het niet zo gemakkelijk gaan. Wij hadden een tweetal bouten van ¼? diep door het broze lichaam van onze schone gejaagd en de koppen van de bouten waren in het hout verzonken, waarna de openingen opgevuld waren met vloeibaar hout. Nadat weer een nieuwe jurk was gekocht, was er aan de buitenzijde niets meer te zien. Aan de binnenzijde van de bar, in een kastje verscholen, kwamen de bouten eruit. Op die bouten waren moeren gedraaid, waarna de schroefdraad van de bouten verklonken werden. Het was onmogelijk de schroeven van de bouten af te draaien. Het zal ongeveer half twaalf ’s morgens zijn geweest, dat ik een noodkreet uit Zeebad kreeg: ,,Meneer, er zijn soldaten uit een vliegmachine op Zeebad geland en willen het beeld meenemen. Wat moeten we doen? Moeten we de politie roepen?” Ik gaf als antwoord dat ik zou komen kijken. En dat men de ‘soldaten’ in zwembroek gestoken maar hun gang moesten laten gaan.
Toen ik in Zeebad aankwam waren er twee mannen in en voor de bar bezig het beeld los te maken, maar hoe ze ook zwoegden en hevig transpireerden, succes hadden ze niet. Ik heb de heren eerst wat koud bier gegeven om wat bij te komen en toen gingen ze weer met frisse moed verder.
Al die tijd hing de helikopter boven het strand van Zeebad. Water en zand, in beweging gebracht door de wieken, vloog aan alle kanten over het terrein, ook het gebouw binnen. De gasten moesten hun lunch in de steek laten en dat had men er eigenlijk wel voor over, want het was een wonderlijk schouwspel. Nadat ze zo’n anderhalf uur hadden geploeterd heb ik een ijzerzaag gehaald waarna zij er in slaagden het beeld los te krijgen.
Toen minister Korthals op Bonaire kwam, hoorde hij van het beeld, dat nog ergens in Nederland was en hij gaf opdracht voor de terugzending te zorgen.
Natuurlijk had men het niet zo moeten doen. Men had moeten wachten tot een van de schepen van de Koninklijke Marine weer naar hier zou komen en dan had men het beeld kunnen terugbrengen bij het eerste bezoek aan Bonaire.
Ik ben nieuwsgierig wanneer de volgende ontvoering zal plaatsvinden. Of men dezelfde fut nog heeft die de ‘jongens’ in 1953 hadden, dienen we af te wachten!