Door Lodewijk Daniel Gerhartsloderwijkgerharts

De zoutpannen aan de Lage Westkust, te weten de Witte Pan (ook wel genoemd Cabajero) en de Rode of Oranje Pan (ook genaamd Peliké, een verbastering van de naam Kelly, die vroeger opzichter van de pannen was geweest). De Witte Pan verkreeg de naam Cabajero omdat deze pan het grootste was en het beste zout leverde; hij was een ‘heer’, een ‘caballero’.
De pannen werden ook door mij bezocht. Om naar het zout te kijken wanneer geoogst werd en ook wanneer een schip aan het laden was. Bij een van die bezoeken vertelde een van de oudste werklieden, dat vlak voor de kust grote kanonnen in het water lagen. Dat was tussen de obelisk en de slavenhuisjes van de Oranje Pan. Neen, zegt dr. J. Hartog in zijn boek over Bonaire, dat zijn geen obelisken, dat zijn piramiden. De encyclopedie van Winkler Prins zegt: ,,Een obelisk is een vierkant, naar boven toe dunner wordende, zeer hoge zuil, bekroond met een piramidevormige spits.” Op onze obelisken staat niets wat op een piramidevormige spits lijkt, daarom: ,,Viva de obelisk!”
In de vijftiger jaren werd ik de trotse bezitter van een bootje met aanhangmotor en op een zondag gingen we naar het zuiden, gewapend met een glazen plaat vervat in een hoge omlijsting waarmede wij tot een diepte van ongeveer 15 meter de zeebodem konden bekijken. Na enig zoeken vonden we negen grote gietijzeren scheepskanonnen, gedeeltelijk bedekt met een laag zand en iets verder naar het zuiden een vijftal kanonnen, die van brons bleken te zijn. We waren zo dom om geen merkteken (een kleine boei) aan de twee groepen aan te brengen. De vijf kleinere kanonnen van brons, die vorm van een houwitser hadden, hebben wij nimmer kunnen terugvinden. Bij hevige wind is de zee op dat punt ruw en de zeebodem wordt dan voortdurend in beroering gebracht.
In die tijd hadden we de balandra Irene, met een draagvermogen van ongeveer tien ton en op een goede dag gingen wij met dit scheepje naar de Oranje Pan. Aan boord waren zware katrollen en dikke trossen en een aantal enthousiaste vrijwilligers, die wel even een paar kanonnen uit het water zouden halen. Jawel. Frans Goedmakers was een van de voornamen.
Een van de helpers dook naar de zeebodem en maakte het einde van een tros aan een kanon vast. En toen begon het hijsen. Ik keek door mijn ‘kijkglas’ naar het kanon waaraan de tros was vastgemaakt. Geen beweging was te zien, maar toch kwam er meer van de tros aan dek te liggen. Dus de afstand van schip naar kanon werd minder. En dat klopte. Als we waren blijven doortrekken, zou het schip naast het kanon een zeemansgraf zijn geworden. Het dek van de Irene was aan stuurboord nog maar een centimeter boven water. Het zand dat het kanon voor een deel bedekte had een geweldige zuigkracht, die onze krachten niet de baas konden worden. De kanonnen werden tot 1968 met rust gelaten. In dat jaar werd aangevangen met het maken van dijken in het Pekelmeer in opdracht van de International Salt Co., die in het Pekelmeer een modern zoutwinbedrijf ging vestigen. De aannemers waren Zinke Smith uit Florida en zij gebruikten bij hun werkzaamheden zwaar materieel. Weer op een zondag ging er een ploeg sterke mannen aan de gang. De mannen van Zinke Smith, de heer Westerveld van Radio Nederland Wereldomroep, en wij zelf natuurlijk, trokken eropuit. Ik, in mijn bootje, gewapend met het kijkglas en een walkietalkie, gaf orders naar de wal. Daar stond een grote loader. Lange staalkabels werden uitgebracht en aan een kanon bevestigd. Die slipten wel eens van het kanon af en men moest daarom niet dichtbij een kanon staan, want bij het losschieten ontstond een grote spanning en de losschietende kabel zwiepte dan met grote kracht door het water. Publiek dat er was! Zeker een paar honderd mensen ……arm dat het was aan de strand! En het bier was zo lekker koud! Hoeveel bier er aangegaan is weet ik niet meer, maar wij hadden eigenlijk een subsidie van de Amstel Brouwerij verdiend.
Met een hoeraatje kwam het eerste kanon aan wal en zo tegen twee uur waren er nog twee ‘gered’. Een ervan werd geplaatst voor het kantoor van de Handel Mijn Bonaire (HMB) en twee gingen er naar de coördinator voor het kantoor van Radio Nederland. Er werd ook een groot anker naar de wal gehaald dat ook bij HMB staat. Maar van welk schip waren deze kanonnen?
Op een ervan vonden wij de naam van de fabrikant: een fabriek in Schotland. Na veel correspondentie kwamen wij erachter dat de stukken geschut afkomstig waren van het linieschip van de Britse marine ‘Barham’. Het Nederlandse ministerie van Defensie - Marine - schreef op 1 maart 1973:
,,Het linieschip ‘Barham’ had 74 stukken geschut, was 176 voet lang en de tonnage bedroeg 1.761 ton.
Het liep in de nacht van 28 op 29 april 1829 op de zuidwest punt van Bonaire. Toen was het het vlaggenschip van de Britse zeemacht in W.I. Viceadmiraal C.E. Flemming. 37 Stukken geschut werden overboord gezet, waarna de Nederlandse oorlogsschepen, Zr.Ms Koerier en Zr.Ms. Pallas de Barham toen vlot wisten te trekken.”
In 1975 werden de andere kanonnen uit het water gehaald met de hulp van een bok van de Nederlandse Mij. van Havenwerken. Waar die kanonnen gebleven zijn is mij niet bekend. Men zou dit doen en dat doen; rijke fantasieën, die in rook op gingen.


Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.