Op 15 december 1954 zou de bevestiging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden te ‘s Gravenhage plaatsvinden. De Gouverneur wees een delegatie aan die bij deze plechtigheid de Nederlandse Antillen zou vertegenwoordigen.
Aangewezen werden E. Jonckheer, P. Croes, C.A. Eman, L.D. Gerharts, Mr. Dr. M.F. Da Costa Gomez, H.I. Lopes, W. Meyer, E.J. Morkos en A. Werleman. Voorts M.P. Gorsira, Mr. L.G. Kwartsz en Mr. N. Debrot. Het was een indrukwekkende plechtigheid in de oude Ridderzaal te ’s Gravenhage.
Koninging Wilhelmina had in 1948 geabdiceerd en Koningin Juliana ondertekende het Statuut in naam van het Koninkrijk der Nederlanden. Minister-president van de Nederlandse Antillen, de heer Efraem Jonckheer, tekende voor ons land. Dr. Da Costa Gomez die zo vele jaren gestreden had voor het zelfbestuur, zat met gebogen hoofd naar de woorden van de regeringsleiders te luisteren. ’s Avonds was er een diner in het Koninklijk Paleis te Amsterdam. Het sneeuwde.
FEUILLETON TataisIedereen kwam in door chauffeurs bestuurde auto’s. Ik kwam in mijn gehuurde wagen en die moest ik aan de achterzijde van het paleis parkeren. En wandeling in de sneeuw en wind, in rok-costuum, was voor de ‘tropeling’ geen pretje. Ik zat tussen minister Donker en de minister rechts van de Koningin, ongeveer zes plaatsen verwijderd. Ons groepje was, geloof ik, het luidruchtigste aan de tafel, tenminste Hare Majesteit boog zich twee maal voorover om in onze richting te kijken. Maar laat ons zien hoe ging het verder met zijn plaatsvervanger in de Staten, sinds hij op 13 augustus 1952 mijn plaats in nam. Hij was spoedig bezig het bestuurscollege van Bonaire te becritiseren, doch hij deed dat nog niet openlijk. Tot de vergadering van 16 november 1953, toen in de vergadering van die datum een brief werd voorgelezen waarin hij op die dag aan de Staten mededeelde:

Geen bestuur
,,Op Bonaire hebben wij helemaal geen bestuur, wij hebben er alleen dictatuur.
Er zijn dictatoren op Bonaire, Mijnheer de Voorzitter, te beginnen met de gezaghebber, Gerharts, Booi, Martis en Beukenboom, allemaal ambtenaren, (Martis en ik ook ambtenaar!) die alles tegen de wet doen. Het spijt mij zeer, dat ik vanavond het antwoord niet bij mij heb, dat ik heb gekregen van het Bestuurscollege van Bonaire. Wel heb ik in mijn tas de rede van de heer Gerharts, die hij heeft gehouden in de Eilandsraad op 19 oktober 1950.
De laatste woorden die hij gebruikt heeft, waren o.a. ‘Ik hoop, dat het volk zal weten, wat het doet en dat men zal weten te zorgen, dat deze eilandenregeling (in het Papiaments: Areglo cu ta duna cada isla un gobierno propio) een zegen zal worden voor onze eilanden. En dat het niet zal worden: Un areglo cu ta duna cada isla un dictatura politica propio’. Hij bedoelde dat men niet dictatoriaal moest worden. De grootste dictator van Bonaire is de gezaghebber van Bonaire, met name Weis Haseth.”
In de vergadering van de Staten van 7 december 1954 werd een brief van Julio Abraham van 25 augustus 1954 voorgelezen, luidende:
,,Tot nu toe heb ik als Statenlid van Bonaire de huidige regering te goeder trouw gesteund omdat ik dacht dat ik door deze regering meer kon bereiken voor Bonaire in het algemeen en de Bonairiaanse arbeiders in het bijzonder.
Het blijkt echter dat van deze steun misbruik is gemaakt doordat de regeringsraad een dubbele rol speelt. Aan de ene kant was de regering erg vriendelijk tegenover mij, doch achter mijn rug om werd alles in het werk gesteld om mijn werkzaamheden in de Staten te kleineren en alles wat door mij werd bereikt, zodanig uit te voeren, dat het volk van Bonaire zou geloven dat mijn politieke tegenstanders, met name Gerharts en Booi, de grote weldoeners voor Bonaire waren. Dit is waarschijnlijk begrijpelijk als men bedenkt dat genoemde politici voornemens zijn tezamen op de lijst van de voorzitter van de Regeringsraad (de PPB) te komen bij de aanstaande verkiezingen. Het is niet te verwonderen dat de voorzitter van de regeringsraad dus Gerharts wil helpen en mij wil duperen. Nu de regering verkozen heeft zijn loyale steun te misbruiken teneinde politiek voordeel te trekken, zal ik mijn steun aan deze regering moeten opzeggen. Ik wens derhalve uitdrukkelijk te verklaren dat ik van nu af aan deze regering niet langer mijn steun kan geven en mij reken tot de oppositie.”

Nieuwe partij
Julio Abraham draaide de zaak hier om. Hij bekritiseerde het werk van het bestuurcollege, hij richtte een nieuwe partij op, hij maakte propaganda voor zichzelf en zijn nieuwe partij en dat werd door ons beantwoord met het samengaan op één lijst voor de komende verkiezingen. Achteraf bleek dit een verstandig besluit.
Hij had critiek op het werk van de Eilandsraad, doch hij bezocht in 1954 slechts één van de negentien vergaderingen en in 1955 geen enkele tot aan de verkiezingen. In de Statenvergadering van 7 december 1954 was Julio niet meer aanwezig, daar hij bij verkiezingen van 15 november niet herkozen werd.
Dit geschiedde wel op 1 september 1958. Hij nam de zetel in de Staten weer in op 17 september van dat jaar. Julio Abraham overleed op 30 december 1960 door een tragisch ongeval. Hij heeft veel jaren naar zijn beste weten voor Bonaire gewerkt. Op 16 oktober 1956 schreef ik een brief aan de Voorzitter van de Staten:
,,Hiermede bericht ik U dat ik mijn ontslag als lid van Uw College heb ingediend. Voor de steun, die ik immer van U, Mijnheer de Voorzitter en van de leden van de Staten bij mijn werk voor Bonaire mocht ondervinden en voor de bewijzen van vriendschap die U allen mij hebt gegeven, zeg ik U hartelijk dank. Het ga U allen persoonlijk en de Nederlandse Antillen goed”.
De Voorzitter van de Staten sprak toen:
,,In de persoon van de heer Gerharts, verliezen de Staten een ijverige en trouw lid een harde werker en een persoon van de grote verdiensten voor de Nederlandse Antillen in het algemeen en voor Bonaire in het bijzonder. De Staten zien hem dan ook node uit hun midden vertrekken. Ik moge van deze gelegenheid gebruik maken om de heer Gerharts, mede namens mijn medeleden, dank te zeggen voor hetgeen hij gedurende zijn lidmaatschap in het belang vande gemeenschap heeft verricht.”
En hiermede werd mijn statenwerk afgesloten.

De Ronde Tafel Conferentie
LodewijkGerhartsIk werd benoemd tot Lid van de delegatie van de Nederlandse Antillen die aan de Ronde Tafel Conferentie in Nederland zou deelnemen. Het voornaamste werk van deze conferentie was een nieuwe staatsregeling voor de Nederlandse Antillen (de Grondwet) te ontwerpen. Dat was voor velen een zeer zware opgave. Mr. M.P. Da Costa Gomez had zich jarenlang voorbereid. Hij was wel de knapste politicus in de Staten doch ook Efraim Jonckheer had van een en ander een terdege studie gemaakt. Maar ik? Ik was wel een heel groen blaadje op deze grazige weide. Maar gelukkig had ik een paar adviseurs in Nederland (en te Curaçao) die klonken als een klok.
Ik was dus in staat mee te werken en ik ben er dankbaar voor dat ik dat heb mogen doen. Maar ik mag mij niet op de borst kloppen en zeggen: dat is mijn werk. Ik geloof dat degene die hieraan het meeste werk heeft verricht, de heer Mr. A. van Heledingen was, oud-ondervoorzitter van de Volksraad van Oost-Indië, met wie ik vele prettige gesprekken heb gehad.
Het was een interessante belevenis, voortdurend in contact te kunnen komen met Ministers als Logeman, Drees, Jonkman, enzovoort. Ook met politieke koopstukken uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten Generaal. Ik zou heel wat kunnen schrijven over de ‘inside story van de RTC’, doch ik geloof dat zulks ongepast zou zijn. Wel mag ik vermelden, dat ik naar het vallen van de sneeuw stond te kijken voor een raam van de Treves Zaal van de Tweede Kamer. Dr. Da Costa Gomez kwam naar mij toe en vroeg: ,,Hoe lang ben je al op Bonaire?” Ik vertelde hem dat het 17 jaren waren. Daarop kwam de opmerking en vraag: ,,Wil je nog wat meer doen voor Bonaire? Wil je geen gezaghebber worden?” Ik heb toen geantwoord: ,,Ik ben niet te koop Doctoor.”
Enige jaren later, kreeg ik een telegram, en dat was de tweede maal dat mij het gezaghebberschap werd aangeboden. Ik heb geantwoord dat ik dankte voor het vererend verzoek, doch dat ik tot mijn spijt het aanbod niet kon aannemen. Later heb ik mondeling gezegd dat wanneer het bestuur van Bonaire nog had bestaan uit een Gezaghebber en een paar landraden of leden van een raad, met een adviserende stem, dat ik er dan eens over zou hebben nagedacht. Ik zei tegen de minister-president: ,,Kijk U heeft een Raad van Minister, die U zelf heeft uitgezocht. Wanneer U naar vergaderingen van de Staten gaat bent U vergezeld van Uw Ministers en adviseurs en dan zitten daar 22 leden van de Staten, die een voorzitter hebben, die de vergadering leidt. Wanneer een lid buiten zijn boekje gaat, wordt hij afgeklopt. U moet dan wel zorgen goede antwoorden te hebben en dat gelukt wel. Maar een gezaghebber? Die is eerst Gezaghebber en vertegenwoordigt de Kroon. Dan is hij voorzitter van het Bestuurcollege met twee gedeputeerden, die hij niet zelf gekozen heeft. Vervolgens is er een Eilandsraad met 7 leden, die hij evenmin gekozen heeft. Hij moet die vergaderingen leiden en onpartijdig. Hij moet ook opletten of de gedeputeerden geen onzin praten en het bestuur in moeilijkheden brengen. Neen, Mijnheer de Minister President. Het is voldoende om een hartkwaal te krijgen. Weet u nog dat Gezaghebber te Bonaire de Eilandsraad vergeleek met een krankzinnigengesticht? Men heeft natuurlijk allerlei gezaghebbers. Er zijn er die alles langs hun koude kleren laten aflopen. Die krijgen geen hartkwaal. Maar er zijn anderen die voortdurend op hun qui vive zijn. Die medeleven met het eiland, zijn bewoners, de Raad en de Gedeputeerden. Wel ik zou, geloof ik, bij die soort behoren. Neen, dank U. Nogmaals hartelijk dank.”