Door Jeroen Jansenjeroenjansen

Mijn column verschijnt een dag later omdat we allemaal een vrije dag hadden gisteren. Vanwege drie jaar Pais Kòrsou. En dat was het dan ook wel qua opschudding deze dag. Verder heb ik niets gemerkt van enige viering. Winkels bleven open, mensen gingen naar het strand en het Brionplein was een doordeweeks plein. Deze dag herinnerde me in niets aan diezelfde dag drie jaar geleden. Ook op het Brionplein. Toen we met enig ceremonieel de Antilliaanse vlag streken en inwisselden voor de Curaçaose. Een brok in de keel, het einde van een tijdperk, het begin van wat nieuws. Maar ook toen al was ongewis waar we naar uitkeken. We vierden voorzichtig feest, ook omdat de overheid toen besloot dat een grote ‘happening’ budgettair niet gepast zou zijn. We staken de handen in de lucht, maar niet van harte.
Euforie is er nooit geweest. Nooit ontstond er een moment waarop we ongecompliceerd de geboorte van ons land konden of wilden vieren. We gingen gewoon aan de slag. Het land leed aan groeipijn. We wisselden het ene kabinet in voor het andere. We raakten steeds meer naar binnen gekeerd. En tot overmaat van ramp trof de economische crisis ons hard. Die we nooit aan zagen komen, omdat we te druk met onszelf bezig waren geweest. Plots staat Curaçao nu met beide benen op de grond. Moet het een keiharde realiteit accepteren, dat de broekriem heel hard aangetrokken wordt om te overleven.
Mensen kregen zenuwen. Twijfel sloeg toe, of de nieuwe staatkundige structuur wel de voordelen op zou leveren die er beloofd waren. En wie ons daar dan naartoe zou moeten brengen. Een sterke leider het liefst, eentje die de chaos rondom Pais Kòrsou terug zou brengen tot te behappen proporties. Voor veel mensen was dat Helmin Wiels. De man die na een tijd in het vechtkabinet van Gerrit Schotte plots een andere weg in sloeg. Een verzoenende weg, richting meer dialoog. Het verbaasde velen. Hij stond aan de wieg van een nieuw kabinet dat vredesduiven losliet en ‘rust’ beloofde. Tot een gruwelijke moord alle mooie voornemens de das om deed. Wiels is niet meer, en het eiland zoekt door.
Die rust hebben we gevonden. Maar het is een vreemde rust. Een apathische. Onder de oppervlakte borrelt en bruist er van alles, maar veel verandert er niet. Geen grote acties vanuit de gemeenschap, geen grote verhalen in de krant en een kabinet dat gestadig haar weg voortzet. Met als sluitstuk dus deze week een viering van drie jaar Pais Kòrsou met nul activiteiten. Heel veel reflectie, maar geen actie. Het dwingend verlangen naar rust legt een klamme deken over ondernemingslust. Een land opbouwen, met nieuwe dingen komen. En onder die deken blinken we uit in zelfmedelijden en kritiek op de ander. Ik krijg soms het idee dat we onszelf nog liever zien falen, dan dat we zin hebben in het vieren van zelfverdiend succes. Dat is de oogst van drie jaar Pais Kòrsou.
Is dit een fase waar we doorheen moeten? Komt er wat nieuws? Je mag het hopen. Want welke stroming je ook aanhangt, onafhankelijkheid of niet: een land dat niets wil bijt zichzelf alleen maar in de staart. Wat meer bevlieging is nodig, ook als dat voortkomt uit conflict. Ik wens ons een vol Brionplein toe op 10 oktober 2014.
Dit is voorlopig mijn laatste column voor het AD. Ik wil u danken voor de aandacht en de vele reacties die ik mocht ontvangen. Mede hierdoor bleef het schrijven van al die columns voor mij een boeiende en verrijkende ervaring. Hopelijk neemt iemand anders het stokje over. Want vrije, kritische meningsuiting is belangrijk en niet iets om bang voor te zijn. Bedankt en wellicht tot ziens.