Door René Zwart
Het verzet van Curaçaose zijde tegen het initiatiefwetsvoorstel van VVD-Tweede Kamerlid André Bosman om eisen te stellen aan Curaçaoënaars, Arubanen en Sint Maartenaren die zich in Europees Nederland willen vestigen, begint een onaangenaam karakter te krijgen. De suggestie van oppositiepartij MAN dat Nederlandse politieagenten na het aannemen van het wetsvoorstel de jacht zouden openen op zich op straat bevindende Antillianen om deze op grond van hun etnische kenmerken aan te houden en hen, als zij geen vestigingsvergunning kunnen tonen, in barakken te stoppen is ronduit kwaadaardig. En het is helemaal een gotspe als partijen die hartstochtelijk de omstreden 80/20-regeling steunen anderen beschuldigen van racisme. De vestigingsvoorwaarden waarvoor Bosman in zijn wetsvoorstel pleit, komen niet eens in de buurt van etnische profilering. Het gaat om objectief meetbare criteria zoals het in eigen levensonderhoud kunnen voorzien of het hebben van een strafblad. En dus vergelijkbaar met de eisen die Curaçao, Aruba en Sint Maarten stellen aan Europese Nederlanders die zich in een van deze landen willen vestigen. Dat neemt niet weg dat iedereen, dus ook politici op Curaçao, het volste recht hebben te proberen de Bosmanwet tegen te houden. Maar dan gelieve wel op grond van inhoudelijke argumenten en niet door stemmingmakerij door welbewust een verkeerde uitleg aan het wetsvoorstel te geven. Het is opmerkelijk dat de tegenstanders zich beperken tot de stelling dat een vestigingsregeling discriminatoir zou zijn en geheel voorbijgaan aan de vraag naar de drijfveren van Bosman. Als zij dat wel zouden doen, dan zou het zomaar kunnen dat zij juist blij zouden moeten zijn met het wetsvoorstel. Wat de VVD - die daarin wordt gesteund door een ruime meerderheid in de Kamer - beoogt, is te voorkomen dat kansarme Curaçaose jongeren (geen schoolopleiding, slechte beheersing van het Nederlands en een minimale zelfredzaamheid) naar Nederland komen en daar gedoemd zijn tot een meewarig bestaan aan de rafelranden van de maatschappij of hun toevlucht zoeken tot de criminaliteit met het extreem hoge risico door geweld (van een criminele landgenoot) om het leven te komen of hun halve leven achter de tralies te slijten. Welke Curaçaose politicus durft hardop te zeggen dat hij de jeugd zo'n toekomstperspectief gunt? Maar intussen doet niemand enige moeite om de kwetsbare groep, vaak geestelijk minvermogende risicojongeren voor een zeker noodlot te behoeden. Wijlen premier Pourier had ooit de euvele moed te overwegen om jongeren hun paspoort af te nemen als zij over een kansloze missie richting Nederland dachten. Hij wilde niet dat zij zich in het ongeluk zouden storten. Het is er niet van gekomen omdat vrij reizen binnen het Koninkrijk een grondrecht is. De Bosmanwet zal ook niet aan die vrijheid tornen. Iedere Curaçaoënaar, hoe kansloos ook, houdt de vrije toegang tot Nederland en mag daar zelfs een half jaar verblijven. Degenen die zich met oprechte motieven in het moederland willen vestigen, heeft evenmin iets te vrezen. De regeling heeft dus betrekking op een zeer kleine groep van wie je kunt zeggen: Beter kansarm in de veilige omgeving van familie dan kansloos in een letterlijk en figuurlijk kil land.