Als een donderslag bij heldere hemel kwam bij mij het bericht binnen. Dat kan niet waar zijn dacht ik. Hevig transpirerend begon ik opnieuw te lezen en jawel hoor: in 2024 (na méér dan een halve eeuw) voor het eerst géén praalwagen met de Limburgse Kabrieten op de elfde plek in de Gran Marcha.

KabrietenIn 1971 werd de eerste Gran Marcha op Curaçao gehouden mede door de jarenlange inzet van de Limburgse Kabrieten van het eerste uur. En 1971 trouwde ik met mijn Curaçaose lief Marijke en tevens kreeg ik dat jaar de eer deel uit te mogen maken van de Limburgse Kabrieten. Een uniek gezelschap van pakweg 15 Kabrieten onder de bezielende leiding van onze unieke vorst Huub Bongers. Reeds de tweede bijeenkomst al werd ik gebombardeerd tot ’Veurzitter van de Vaancommissie’ en onverwijld bestelde ik dan ook de Limburgse vlag. De derde bijeenkomst kreeg ik al een persoonlijk advies in de vorm van een kloek boekwerk, waarin op elke pagina stond ‘Lewieke … Moel Houte’.
Nimmer mag vergeten worden dat de opbrengst van de legendarische carnavalsfeesten verdeeld werd over de scholen op Curaçao. In vol ornaat bezocht onze Raad van Elf dagenlang vele scholen en elke school ontving een cheque van 111 gulden. Daarmee stimuleerden de Kabrieten carnaval op Curaçao en zie elk jaar weer het resultaat. De Limburgse Kabrieten stonden ontegenzeggelijk aan de wieg van het huidige Curaçaose carnaval.
Uit die tijd stamt ook mijn inmiddels gevleugelde uitspraak: ,,Zet ergens ter wereld twee Limburgers bij elkaar, dan krijg je vanzelf een Raad van Elf.” Zie de ‘Limburgse Kangoeroes’ in Australië of de ‘Limburgse Wielen’ in Detroit. En zoals mijn geliefde schoonmoeder Gladys van Dal-Mckenzie riep: ,,Jij Limburger.” Dan wist ik alweer hoe laat het was.
En dan nu dit, ik weet het zeker, vorst Huub Bongers, president Bert Geene, kanselier Richard de ‘Kapper van Colon’, secretaris Fien Sweers en vele roemruchte Kabrieten draaiden zich afgelopen vrijdag tegelijkertijd spontaan, maar hevig ontzet, om in hun graf (of urn).
Als de dag van gisteren herinner ik mij dat ik op de Kabrietenpraalwagen (steevast op nummer 11 van de Gran Marcha) mocht staan en uit volle borst meezong met ons lijflied ‘Mèk, mèk, mèk veer zint Kabriete’. In het bestaan van de Kabrieten was ik overigens de énige kabriet die géén bier dronk. Daarom verplichtte vorst Huub mij om in elk geval op de Kabrietenpraalwagen mijn Coca-Cola uit een Amstelbierflesje te drinken.
En dan nu dit, géén Kabrietenwagen in de Gran Marcha. Vanuit de grond van mijn hart vraag ik, nee smeek ik, het zéér gewaardeerde Gran Marcha Comité om dit jaar en alle volgende jaren géén nummer elf uit te delen. Dat nummer is immers door de legendarische Shon Benchi himself tot in alle eeuwigheid aan de Limburgse Kabrieten toegekend. En echt waar, als ik op Curaçao zou zijn zou ik trots en in vol Kabrietenornaat als ‘einzelgänger’ meelopen met een bordje nummer elf. Wellicht is er toch nog een mobiele (oud) Limburgse kabriet op het eiland, die dat zou willen/kunnen/mogen doen. Ik stuur hem onverwijld een cheque van 111 gulden voor bier. Alaaaf!
Louis Hilgers,
Nederland